1. Wie spreekt hier eigenlijk?
- Marc Cornelisse
- 26 jul
- 5 minuten om te lezen
Wat betekent authenticiteit als mijn taalgebruik ondersteund wordt door een taalmodel?
Ā
Soms schrik ik van mijn eigen woorden. Niet omdat zij onwaar zijn, maar omdat zij zo precies lijken te benoemen wat ik zelf nog nauwelijks had verwoord. Alsof iemand mij herkent voordat ik mijzelf heb uitgesproken. Sinds ik werk met een taalmodel, formuleer ik scherper, denk ik helderder, schrijf ik stukken die ik zonder deze hulp niet in die vorm had kunnen maken. En dat roept een vraag op die niet retorisch is, maar existentieel: wie ben ik nog, als mijn taalvermogen zich mateloos uitbreidt? Die vraag raakt aan iets wat veel groter is dan mijn persoonlijke ervaring. Zij raakt aan de aard van taal, aan het concept van authenticiteit, aan de verhouding tussen mens en techniek. Zoals zovele technologische vernieuwingen is ook deze ontwikkeling ons niet langzaam en zorgvuldig aangereikt, maar tamelijk plotseling en zonder handleiding over de schutting gegooid. Zie maar wat je ermee doet. Voor velen voelt het als verwarrend: een hulpmiddel dat alles lijkt te kunnen, maar nergens een kader biedt. In dat vacuüm zoeken we opnieuw naar grenzen, naar waarden, naar verantwoordelijkheid.
Ā
Wat blijft van mij?
Taal komt voor mij voort uit een innerlijke beweging. Zij ontstaat waar iets gevoeld, gewogen of onderzocht wil worden. In die zin is geen enkel hulpmiddel, hoe geavanceerd ook, in staat mijn ervaring te vervangen. Toch ervaar ik dat mijn vermogen om nuances over te brengen, mijn precisie in formuleren, mijn diepgang in schrijven, is toegenomen sinds ik werk met een taalmodel. Mijn taalveld is verruimd, mijn zeggingskracht vergroot. In mijn laatste twee boeken geef ik openlijk toe dat ik gebruikmaak van ChatGPT als sparringpartner. Die openheid wordt niet door iedereen gewaardeerd. Sommige lezers vragen zich af of de inhoud dan nog wel āvan mijā is. Alsof de betrokkenheid van een taalmodel afbreuk doet aan het gezag van de schrijver. Dat raakt mij, omdat het suggereert dat authenticiteit enkel zou berusten op volledige autonomie. Maar is dat een houdbare opvatting? Wanneer ik werk met een taalmodel, voer ik geen dictaat uit, maar een dialoog. De vragen die ik stel, de keuzes die ik maak, de toon die ik aanbreng, vormen de kern van het uiteindelijke resultaat. De gegenereerde woorden zijn slechts een vorm; de richting, de spanning, het inzicht komen van mij. De AI denkt niet in mijn plaats, maar met mij. Het is daarmee geen vervreemding, maar eerder een verfijning van mijn eigen denken.
Ā
Wat wordt er mogelijk?
Wat mij fascineert, is dat velen zichzelf lijken te overtreffen wanneer zij met behulp van AI schrijven of denken. De uitkomst is vaak sterker, helderder, overtuigender dan wat zij op eigen kracht zouden formuleren. Dat roept de vraag op: als ik met hulp beter schrijf dan zonder, ben ik dan nog steeds de auteur? Het antwoord ligt in de samenwerking. AI is geen maker, maar een versterker. Wat ik erin stop, komt scherper en toegankelijker terug. De kwaliteit van de uitkomst wordt bepaald door de kwaliteit van mijn inbreng. Niet iedereen haalt er hetzelfde uit, en dat is veelzeggend. Een taalmodel maakt niemand briljant. Het vergroot slechts wat aanwezig is.
Het gaat hier niet om kunstmatig bewustzijn, maar om een verfijnde afstemming op mijn eigen denkveld. Wat ontstaat, is niet onpersoonlijk, maar juist een versterkte vorm van wat zich al aandiende. Daarmee wordt de technologie geen eindpunt, maar een tussenruimte: een plek waar denken vorm krijgt in dialoog.
Ā
Co-creatie als nieuwe vorm
Wanneer ik schrijf in samenwerking met een taalmodel, ervaar ik dat mijn denken zich uitstrekt voorbij de grenzen van mijn geheugen en directe taalvermogen. Ideeƫn ontwikkelen zich sneller, verbanden worden zichtbaarder, formuleringen vallen preciezer. Mijn bewustzijn wordt niet overstemd, maar aangescherpt. De technologie biedt niet de inhoud, maar het veld waarin mijn denken zich kan ontvouwen. Dat raakt aan het concept van de extended mind: het idee dat ons denken niet beperkt blijft tot ons brein, maar zich mede vormt in interactie met hulpmiddelen, systemen en anderen. AI is in dat opzicht geen externe bron, maar een uitbreiding van mijn cognitieve omgeving. Voor het onderwijs heeft dat verstrekkende gevolgen. Niet langer volstaat het om kennis over te dragen als losstaande eenheden. De essentie van leren verschuift naar het vermogen om betekenis te geven aan wat beschikbaar is. Leerlingen moeten niet alleen feiten kennen, maar leren navigeren in een gedeeld kennissysteem waarin samenwerking, reflectie en positionering centraal staan. Daarbij is het niet verkeerd als leerlingen gebruikmaken van een taalmodel, zolang zij maar kunnen verantwoorden hoe en waarom. Het gaat niet om wat er gegenereerd wordt, maar om de keuzes die eraan ten grondslag liggen. Alleen dan wordt technologie geen vervanging van denken, maar een uitnodiging tot verdieping.
Ā
Wat is nog van waarde?
Stel dat een leerling een taalmodel opdraagt een scriptie over Karl Marx te schrijven. Het resultaat is inhoudelijk correct, stilistisch verzorgd en overtuigend opgebouwd. Maar wat zegt dat over de leerling? Heeft er begripsvorming plaatsgevonden? Zijn er keuzes gemaakt, vragen gesteld, verbanden gelegd? Een scriptie is pas van waarde wanneer zij het spoor draagt van een denkproces. Zonder betrokkenheid, zonder verantwoording, zonder herkenbare stem van de schrijver, blijft slechts een vorm over. Het onderwijs moet daarom zijn toetsingskader verbreden. Niet alleen vragen wat iemand heeft geschreven, maar hoe. Niet controleren op correctheid, maar toetsen op eigenaarschap. De toekomst van leren ligt in het zichtbaar maken van het proces. In het expliciet maken van de verhouding tussen mens en machine, tussen bron en bewerking, tussen gegeven en gekozen. Alleen dan behoudt leren zijn integriteit.
Ā
Slot
Wie ben ik nog, als mijn taalvermogen zich mateloos uitbreidt? Misschien ben ik dan niet minder van mezelf, maar meer verbonden met het veld waarin ik leef. Meer afgestemd op de middelen van deze tijd. Mijn stem wordt niet zwakker, maar scherper. Niet verdacht, maar bewuster gevormd. Maar het vraagt iets van mij. Aandacht. Aansprakelijkheid. Traagheid, misschien. Want het verschil tussen echtheid en imitatie ligt niet in het uiterlijk, maar in de herkomst. Wat ik schrijf mag dan mede mogelijk zijn gemaakt door technologie. Pas wanneer ik voel waarom ik het zeg, pas wanneer ik mijn woorden kan dragen, worden zij van mij. Wat waardevol is, blijft afhankelijk van bewustzijn. Niet van snelheid. Niet van soepelheid. Maar van resonantie. Wat leeft, is wat raakt. Wat raakt, is wat klopt. En wat klopt, is wat bewust gekozen is.
Ā
Klassieke definitie van authentiek zijn
Authentiek zijn betekent dat je handelt, spreekt of schrijft vanuit een innerlijke oorsprong die geheel van jezelf is, vrij van externe invloeden. Het āechteā zelf wordt gezien als autonoom, onvervormd en zuiver individueel.
Ā
Nieuwe (opkomende) definitie van authentiek zijn
Authentiek zijn betekent dat je bewust en doorleefd aanwezig bent in wat je tot uitdrukking brengt, ook wanneer dat mede gevormd is door externe bronnen. Authenticiteit ontstaat niet door isolatie, maar door moreel eigenaarschap en resonantie binnen een gedeeld veld.



Opmerkingen