Bewust zien
- Marc Cornelisse
- 22 jun
- 5 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 24 jun
Deze tekst biedt een filosofisch alternatief voor de geometrische optica en de gangbare neurobiologische benadering van zien, voortbouwend op mijn eerder
gepubliceerde theorie van het universele bewustzijn waarin ook
voorstellen voor wetenschappelijk onderzoek zijn uitgewerkt.
De klassieke optica beschrijft het zien als een lineair fysisch proces. Lichtstralen weerkaatsen op objecten, worden door de ooglens gebroken en vormen een omgekeerd, verkleind beeld op het netvlies. Dat beeld wordt via het zenuwstelsel naar de visuele hersengebieden geleid, waar het volgens dat model wordt omgezet in een innerlijke voorstelling. Deze beschrijving is technisch accuraat en bruikbaar in de medische praktijk, maar voor mij blijft ze, ondanks haar precisie, filosofisch en fenomenologisch ontoereikend.
Er zijn meerdere aanwijzingen dat dit klassieke model tekortschiet. Ik ervaar de wereld niet als omgekeerd of verkleind, maar als rechtopstaand, in ware proporties en ruimtelijk aanwezig. Wat ik zie ervaar ik als buiten mij, terwijl het netvliesbeeld zich fysiek binnen in mijn oog bevindt. Diepte, helderheid en betekenis kunnen niet worden verklaard vanuit tweedimensionale projecties of elektrische impulsen. Daar komt bij dat slechts een fractie van het licht dat op een object valt, mijn oog bereikt. Toch verschijnt het object als volledig en ruimtelijk aanwezig, ondanks dat slechts een beperkt deel van het licht ervan mijn netvlies bereikt. Dat is binnen de klassieke optica niet goed verklaarbaar. Het netvlies ontvangt geen informatie over die zones, en toch verschijnen ze in mijn ervaring als aanwezige delen van het object. Ook de visuele consistentie bij snelle hoofdbewegingen of knipperen valt niet goed te begrijpen binnen een sequentieel model van beeldregistratie.
Als de wereld geen verzameling dingen is, maar een interferentieveld waarin informatie holografisch aanwezig is, dan functioneert mijn bewustzijn (het P-veld) niet als passieve ontvanger, maar als veld dat deze informatie resonant ontsluit. In mijn model vervult het P-veld de rol van ontsluitingsprincipe van een veld dat zichzelf niet als wereld toont, tenzij het bewustzijn daarop afgestemd raakt en de resonantie overneemt.
Het universele bewustzijn (het U-veld) bevat in elke zone het volledige interferentiepatroon van de werkelijkheid, vergelijkbaar met een holografische plaat waarin het geheel gecodeerd ligt in elke deelstructuur. Pas wanneer mijn P-veld zich coherent afstemt op een bepaalde configuratie, wordt dat patroon ervaarbaar. De wereld verschijnt dan niet als objectieve realiteit die op mij afkomt, maar als holografische ontvouwing waarin mijn bewustzijn meewerkt aan het zichtbaar worden van dat wat reeds aanwezig is.
De scherpstelling van mijn lens helpt daarbij niet om een beeld van buiten te projecteren, maar om het P-veld voldoende coherent te richten. Het netvlies fungeert niet als detector, maar als biofysisch raakvlak waarin het ontsloten patroon veldmatig verankerd raakt. Zien wordt dan het resultaat van holografische interferentie tussen een universeel veld van potentie en een persoonlijk veld van afstemming. Wat verschijnt is niet het object, maar het zichtbaar worden van de resonantie tussen mij en het veld dat alles draagt.
Binnen het klassieke model zijn staafjes en kegeltjes gespecialiseerde lichtgevoelige cellen die fotonen absorberen en elektrische signalen genereren. In mijn veldtheorie functioneren deze cellen niet als ontvangers van licht in de zin van invallende deeltjes, maar als biofysische resonatoren die deelnemen aan de velddynamiek. Daar waar mijn P-veld zich coherent afstemt op een gemoduleerde zone van het U-veld, ontstaat een interferentie waarin de visuele ervaring zich ontvouwt. De kegeltjes corresponderen met hoge-resolutie resonantie binnen specifieke frequentiebanden van de lichtgevoelige modaliteit van het veld. De staafjes reageren op globale fluctuaties in veldintensiteit, met name onder omstandigheden van lage excitatie. In plaats van informatie te verwerken, maken deze cellen het lichaam ontvankelijk voor de fijnmazige structuur van het veld waarin bewustzijn en werkelijkheid elkaar raken.
Hun distributie en gevoeligheid weerspiegelen de belichaamde oriƫntatie van mijn bewustzijn in de wereld: kleur en scherpte in het centrum, beweging en duistere vormen aan de rand. Deze verdeling ondersteunt de precisie van het interferentiepatroon op die plekken waar het bewustzijn op scherpte en contrast is afgestemd. De cellen zijn dus geen detectors van de wereld, maar interfacezones van veldcoherentie waarin het verschijnen van visuele ervaring verankerd raakt in het lichaam.
De resonantie die ontstaat door de coherente interferentie van mijn P-veld met het U-veld blijft niet abstract of onlichamelijk. Ze moduleert mijn bewustzijn, maar raakt tegelijk ook het netvlies. Daar neemt het lichaam de trilling van het veld over. Het netvlies vibreert niet als gevolg van fotonale stimulatie, maar omdat het opgenomen raakt in de dynamiek van het veld. Deze lichamelijke resonantie weerspiegelt de intensiteit en gerichtheid van de interferentie en vormt het raakvlak waarop de visuele ervaring zich verankert. Wat verschijnt is dus niet het gevolg van projectie van licht, maar het gevolg van veldresonantie waarin bewustzijn, lichaam en werkelijkheid veldmatig verstrengeld raken.
Licht speelt in mijn model niet de rol van primaire oorzaak van zicht, maar markeert een zone van optimale veldresonantie. Binnen het elektromagnetisch spectrum bevinden zich ontelbare frequenties, maar tussen ongeveer 400 en 700 nanometer vindt een specifieke afstemming plaats waarin het persoonlijk bewustzijnsveld (P-veld) en het netvlies optimaal gemoduleerd worden door het universeel veld (U-veld). Dat verklaart waarom juist in dit frequentiegebied de wereld zichtbaar wordt. Niet door projectie, maar door veldmatige ontvouwing.
Deze waarneming is momentaan en circulair van aard. Mijn P-veld richt zich op een configuratie binnen het U-veld. Deze afstemming zet zich lichamelijk voort in de beweging van mijn oog, waardoor de lens zich zodanig oriƫnteert dat het netvlies ontvankelijk wordt voor een specifiek interferentiepatroon. Het patroon verschijnt daar niet als gevolg van projectie, maar als gevolg van lokale resonantie waarin het netvlies zelf deelneemt aan de veldgebeurtenis. Zo ontstaat een veldcirculatie waarin bewustzijn, lichaam en wereld elkaar wederzijds activeren in een moment van helderheid. De waarneming is geen lineair gevolg van lichtinval, maar een kringbeweging van afstemming en verschijnen waarin geen oorsprong valt aan te wijzen.
Hoewel mijn theorie over holografisch zicht een eigen veldmodel en filosofische onderbouwing heeft, vertoont ze opmerkelijke raakvlakken met inzichten van David Bohm, Karl Pribram en Jean-FranƧois Lyotard. Hun werk wijst, elk vanuit een eigen invalshoek, op het belang van resonantie, impliciete orde en het verschijnen als gebeurtenis. Deze verwantschappen maken duidelijk dat het holografische paradigma een vruchtbare grond vormt voor een hernieuwd begrijpen van waarneming, werkelijkheid en bewustzijn. Mijn model zoekt daarin de eenheid tussen lichaam, veld en verschijning, en biedt een filosofische uitwerking van zien als resonante deelname aan het geheel.
Positionering
Als natuurkundige weet ik hoe krachtig het fysische verklaringsmodel is. Als filosoof ervaar ik de grenzen ervan wanneer het gaat over beleving, zingeving en verschijning. Deze tekst beoogt geen alternatief fysisch model te formuleren, maar ontvouwt een fenomenologisch veldmodel van zien. Ze situeert zich niet binnen de empirische natuurkunde, maar binnen een filosofie van ervaring, waarin waarneming wordt begrepen als veldmatige resonantie. Lichaam, bewustzijn en wereld verschijnen daarin niet als gescheiden entiteiten, maar als verstrengelde modaliteiten van ƩƩn proces. Het model pretendeert geen empirische toetsbaarheid, maar biedt een conceptueel raamwerk voor het verstaan van verschijning als gebeurtenis van afstemming. Niet als alternatief voor de fysica, maar als aanvulling op wat haar methode onvermijdelijk buiten beeld laat.
Comments