top of page

Noëvolutie

  1. ontwikkeling waarbij niet de uiterlijke vorm, maar het bewustzijn zelf het object van evolutie wordt; overgang van biologische evolutie naar verfijning van waarneming en veldmatig inzicht.

  2. in nauwe samenhang met no-evolutie: fase waarin de uiterlijke evolutie haar grens bereikt en de beweging van ontwikkeling zich keert naar de grond van bewustzijn.

Evolutie

Toen Charles Darwin zijn theorie van natuurlijke selectie formuleerde, voltrok zich een omwenteling in het menselijk zelfbegrip. Voor het eerst werd de mens niet langer gezien als schepping van buitenaf, maar als resultaat van een wetmatig proces waarin variatie, erfelijkheid en selectie de richting bepaalden. Wat later werd samengevat in de formule survival of the fittest beschreef het principe dat de best aangepaste organismen hun eigenschappen doorgeven aan het nageslacht. Het leven ontwikkelde zich niet door een vooropgezet plan, maar door de voortdurende wisselwerking tussen toevallige variatie en de selectieve druk van de omgeving. Pas in de twintigste eeuw, na de ontdekking van het DNA, werd duidelijk dat genetische mutaties de bron van die variatie vormen en dat naast selectie ook toevalsprocessen zoals genetische drift aan de diversiteit van soorten bijdragen.

 

Nu, anderhalve eeuw later, bereikt die (r)evolutie haar eigen grens. De mens heeft de mechanismen van mutatie en selectie niet opgeheven, maar zodanig veranderd dat ze hun natuurlijke werkingsgebied verloren hebben. Medische kennis, techniek en mondiale samenwerking hebben de overlevingsdruk die miljoenen jaren de vorming van soorten stuurde grotendeels geneutraliseerd. Waar vroeger kracht, snelheid of aanpassingsvermogen over bestaan beslisten, bepalen nu cultuur, technologie en zorg de levensduur. Tegelijk is mutatie, ooit een willekeurig proces, niet langer volledig toevallig. Genetische manipulatie, biotechnologie en kunstmatige intelligentie maken het mogelijk variatie doelgericht te sturen. De mens is niet enkel meer deelnemer aan de evolutie, maar tevens mederegisseur. Daarmee verandert het speelveld radicaal, want de natuurlijke selectie die ooit de aarde bevolkte met ontelbare levensvormen, verliest voor de mens haar richtinggevende functie.

 

Transhumanisme

Op dit punt opent zich een tweesprong die de volgende fase van menselijke ontwikkeling zal bepalen. Enerzijds is er het technologische spoor dat de logica van Darwin voortzet binnen een kunstmatige context. Dit spoor wordt belichaamd door het transhumanisme, dat de beperkingen van het biologische lichaam wil overwinnen door de mens te verbinden met machine, data en algoritme. In deze richting voltrekt zich de overgang van Homo sapiens naar Homo cyborg, waarin de biologische evolutie overgaat in technologische optimalisatie. Waar vroeger overleving het doel was, wordt nu eeuwige voortzetting het ideaal. In wezen vormt dit streven een nieuwe uitdrukking van survival of the fittest. Niet langer de sterkste soort, maar het meest geoptimaliseerde systeem moet overleven. Het is de poging om evolutie te vervangen door engineering en om het leven zelf te fixeren in technische onsterfelijkheid.

 

Noëvolutie

Anderzijds verwijst noëvolutie naar de fase in de ontwikkeling van het leven waarin niet langer de uiterlijke vorm, maar het bewustzijn zelf het object van evolutie wordt. Waar de darwinistische evolutie de expansie van leven in materiële gedaante beschreef, richt noëvolutie zich op de verfijning van het kennend vermogen waarmee het leven zichzelf ervaart. In deze richting voltrekt zich de overgang van Homo sapiens naar Homo noëticus, waarin de mens niet langer evolueert door technische beheersing maar door veldmatige fine tuning. De beweging verschuift van aanpassing aan de omgeving naar afstemming op het bewustzijnsveld dat alle vormen draagt. De logica van strijd en beheersing verliest haar functie. Verdere ontwikkeling vraagt om verfijning van waarneming en resonantie. Evolutie verschijnt als verdieping van samenhang, niet als uitbreiding van macht. De mens hoeft zijn sterfelijkheid niet te overwinnen, maar verdiept zich in het bewustzijn dat haar omvat, waardoor zij haar dreiging verliest. Vooruitgang krijgt een nieuwe betekenis wanneer groei wordt verstaan als toename van doorlaatbaarheid en vermogen tot afstemming op het veld dat alle leven draagt.

 

In de biologische orde ontstond evolutie door mutatie en selectie. In de veldorde voltrekt zij zich via resonantie en coherentie. Wat zich verspreidt is geen genetische informatie maar ervaringsfrequentie. Een mens die met meer empathie en aandacht leeft, beïnvloedt het veld waarin anderen bestaan. Evolutie wordt een gedeeld proces dat niet voortkomt uit reproductie maar uit afstemming. Geen vorm kan worden uitgesloten, omdat iedere verschijning bijdraagt aan het geheel. Het lichaam krijgt daarin een nieuwe betekenis en fungeert als instrument van gevoeligheid en resonantie binnen het veld van bewustzijn.

Zoals de Homo sapiens ooit de Neanderthaler verdrong door grotere samenwerking en symbolische communicatie, voltrekt zich nu opnieuw een tweedeling binnen de mensheid. De Homo cyborg zoekt overleving in technische uitbreiding en controle, terwijl de Homo noëticus zich richt op verfijning van bewustzijn en resonantie. Waar toen samenwerking de beslissende kracht bleek, is nu de vraag welke vorm van samenhang het meest duurzaam zal blijken. Zal de toekomst toebehoren aan de mens die zijn vermogens combineert met techniek of aan degene die zijn bewustzijn weet af te stemmen op het universele?

ree

Vrije wil

De verschuiving in mensbeeld vraagt een herziening van wat vrijheid betekent. De overtuiging dat de mens beschikt over een vrije wil heeft eeuwenlang gefungeerd als drijvende kracht van beschaving. Zij maakte zelfreflectie en verantwoordelijkheid mogelijk en stelde de mens in staat zijn handelen te ordenen. In de huidige fase verliest die overtuiging haar productieve functie. De wil die ooit bevrijdde, verandert in een instrument van controle. Wie zijn autonomie wil vervolmaken, verwijdert zich van de samenhang die het handelen mogelijk maakt.

 

Binnen een veldgericht perspectief verschijnt de vrije wil als tijdelijk ontwikkelingsstadium. Bewustzijn moest zich onderscheiden om zichzelf te kunnen waarnemen, maar zodra die oefening is voltooid, wordt afzondering een beperking. Vrijheid krijgt dan een andere betekenis. Handelen blijft bestaan, maar niet langer als uitdrukking van eigendom. Het wordt een vorm van afstemming op de beweging van het veld waarin elke keuze zijn plaats vindt.

 

Resonantie

Wanneer deze verschuiving zich verdiept, verandert zowel de innerlijke ervaring als de wijze van samenleven. De spanning van zelfsturing maakt plaats voor vertrouwen in de ordening die het bestaan draagt. De ander verschijnt niet langer als afzonderlijk subject, maar als gelijktijdige manifestatie van hetzelfde veld. Ethisch handelen vloeit voort uit afstemming, ecologische zorg uit ervaren verbondenheid en creativiteit uit helder bewustzijn. Naarmate deze resonantie zich uitbreidt, groeit een collectieve coherentie die machtsstructuren oplost en aanwezigheid tot vormend principe maakt.

 

De evolutie van de mensheid is daarmee niet voltooid, maar overgegaan in een ander domein. De darwinistische motor heeft haar functie vervuld. Strijd en selectie hebben de mens gevormd tot denkend en verantwoordelijk wezen. De volgende ontwikkeling richt zich op verdieping van bewustzijn. Niet aanpassing maar afstemming wordt maatstaf van groei. Wat Darwin benoemde als survival of the fittest krijgt in deze fase betekenis als presence of attuned being. Het leven beweegt verder wanneer bewustzijn resoneert met het veld dat alle vormen draagt.

Opmerkingen

Beoordeeld met 0 uit 5 sterren.
Nog geen beoordelingen

Voeg een beoordeling toe
Blijf op de hoogte! Ontvang telkens het nieuwste blog direct in je mailbox.

Bedankt voor het abonneren!

© 2020 by Marc Cornelisse. Proudly created with Wix.com

bottom of page