top of page

Religie hernomen

Wie vandaag over Jezus spreekt, begeeft zich onvermijdelijk in een landschap van interpretatie. Voor sommigen is hij de Zoon van God, voor anderen een morele leermeester of een mystiek voorbeeld. Maar wat als we zijn woorden niet lezen als religieus voorschrift, maar als uitdrukking van een ervaring die nog steeds resoneert? Wat als de ā€˜Vader’ waarover hij spreekt geen figuur is, maar een aanduiding van het veld waarin menselijk bestaan zich centreert? Voor mij is het oude godsbeeld namelijk niet langer houdbaar. Maar dat betekent niet dat er niets is. Ik ervaar iets wat draagt, wat zich niet laat vastleggen, maar toch aanwezig is. Geen persoon, maar een veld. Geen bovenmenselijke stem, maar een stille resonantie vanbinnen. En misschien sprak Jezus wel precies vanuit die ervaring. Niet als bemiddelaar van een bovennatuurlijke orde, maar als iemand waarin het veld zich transparant kon tonen. In dit betoog onderzoek ik hoe zijn woorden opnieuw kunnen klinken wanneer we ze benaderen vanuit deze veldfilosofie. Want wat wij vroeger God noemden, ademt misschien nog steeds, alleen anders.

Ā 

1. Ervaring vóór identiteit

Veldfilosofie vertrekt vanuit het inzicht dat bewustzijn geen eigendom is van een ik, maar een gebeurtenis binnen een dragend veld. In die zin verschijnt identiteit niet als iets wat je hebt, maar als iets wat tijdelijk vorm krijgt in afstemming met het geheel. Dit principe resoneert met Jezus’ eigen uitspraken: ā€œWerkelijk, Ik verzeker u, de Zoon kan niets uit zichzelf doen, Hij kan alleen doen wat Hij de Vader ziet doen.ā€ (Johannes 5:19). Hierin klinkt geen onderwerping, maar ontvankelijkheid. Misschien refereerde hij wel aan een alles doordringend veld.

Ā 

2. De Vader als veld

Jezus sprak vaak over ā€˜de Vader’, maar nooit als een goddelijke figuur buiten de wereld die hij kon bezitten of controleren. Eerder verschijnt deze Vader als datgene waarin hij zelf wortelt. Als hij zegt: ā€œen de Vader en Ik zijn ƩƩnā€ (Johannes 10:30), kan dit begrepen worden als een ervaring van volledige resonantie met het dragende veld. De Vader is dan geen ander, maar de naam voor het besef dat leven niet uit het ik voortkomt, maar uit iets dat eraan voorafgaat.

Ā 

3. Waarom dan ā€˜Vader’?

Toch is de metafoor van de Vader beladen. Ze roept beelden op van autoriteit, van ordening, van een persoonlijke God. Maar misschien moeten we juist daar aandacht aan geven. Jezus sprak binnen een cultuur waarin familieverbanden en vaderlijke autoriteit vanzelfsprekende referentiepunten waren. Zijn woordkeuze moest aansluiten bij wat mensen konden verstaan. De keuze voor deze metafoor maakt het onbenoembare relationeel. Ze opent een ervaringsruimte waarin vertrouwen, overgave en gerichtheid mogelijk worden. Jezus gebruikte bekende woorden om iets onbekends op te roepen. De term ā€˜Vader’ wijst dan niet op een patriarchale figuur, maar op een relationele bedding waarin het ik niet hoeft te sturen, maar mag volgen.

Ā 

4. Goed en kwaad als beweging of verstarring

Wat dan met Jezus’ uitspraken over zonde, oordeel en het koninkrijk? In een veldvisie waarin geen morele autoriteit heerst, lijken deze woorden moeilijk te plaatsen. Maar opnieuw biedt een andere lezing zich aan. Zonde verschijnt dan niet als schuld, maar als vervreemding van het veld. Oordeel verschijnt niet als veroordeling van buitenaf, maar als een innerlijk moment van helderheid waarin zichtbaar wordt dat de afstemming is verbroken. Het markeert niet de schuld, maar een breuk. En het Koninkrijk? Niet een hemels rijk, maar een toestand waarin het veld zichtbaar wordt in het handelen. Jezus zelf zegt: ā€œHet Koninkrijk is in u.ā€ (Lucas 17:21 gebaseerd op de Griekse brontekst).

Ā 

5. Een gedragen bestaan

Als Jezus zegt: ā€œWat Ik onderwijs heb Ik niet van Mijzelf, maar van Hem die Mij gezonden heeft.ā€ (Johannes 7:16) en ā€œWie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezienā€ (Johannes 14:9), dan spreekt hij als iemand die zichzelf niet als oorsprong beschouwt. Hij is geen maker, maar een drager. Geen bezitter van waarheid, maar een kanaal. Wat hij doet, gebeurt in afstemming. Wat hij zegt, klinkt door hem heen. Dit past bij het veldgedachtegoed waarin het zelf geen kern heeft, maar een tijdelijke vorm van centrering is binnen een grotere orde.

Ā 

6. Een traditie van afstemming

Deze interpretatie van Jezus staat niet op zichzelf. In de mystieke traditie vinden we denkers die eveneens geen absolute scheiding aanbrengen tussen de mens en het goddelijke veld waarin hij verschijnt. Zo spreekt Meister Eckhart niet over een God buiten de mens, maar over een grond waarin de ziel en God samenvallen als beweging. Niet het individu, maar de leegte in het hart van het bewustzijn vormt de plaats waar God geboren wordt. Zijn taal is niet psychologisch, maar veldmatig. Hij wijst naar een diepte die voorafgaat aan onderscheid, een stilte waarin het goddelijke zich niet toont als object, maar als aanwezigheid. Simone Weil wijst op de ervaring dat waarheid pas verschijnt waar macht afwezig is. In de leegte die overblijft na het loslaten van wil en zelfhandhaving, wordt liefde mogelijk als resonantie met het dragende. Jacob Bƶhme beschrijft de mens als een draaipunt tussen het licht en het duister, tussen het manifeste en het verborgene. Hij ziet de mens niet als een doel, maar als een doorgang waardoor het verborgene zich kan openbaren. Jean-Yves Leloup, die Jezus leest vanuit de gnostiek en de ademende mystiek van het Oosten, spreekt niet over Christus als heilsbemiddelaar, maar als een transparante aanwezigheid waarin het veld zich concentreert. Jezus verschijnt daarin als een innerlijk resonantiepunt en niet als een dogmatische toegangspoort tot een hemelse macht.

Ā 

7. Het Onze Vader als veldgebed

Wat gebeurt er als we het Onze VaderĀ niet meer lezen als een smeekbede tot een machtige entiteit buiten ons, maar als een taal van centrering binnen een veld waarin alles gedragen wordt? Dan verplaatst het perspectief zich van onderwerping naar afstemming, van gehoorzaamheid naar ontvankelijkheid. De woorden openen zich als poorten, niet tot een hemel elders, maar tot een realiteit die zich midden in ons voltrekt.

Ā 

ā€œOnze Vader die in de hemelen zijtā€ wijst dan niet naar een bovenmenselijke figuur ergens buiten het zicht, maar naar de oorsprong van bewustzijn die zich niet laat lokaliseren. De 'hemelen' verwijzen naar het onzichtbare veld van mogelijkheden, naar de ruimtelijkheid van waaruit alles verschijnt. ā€œUw naam worde geheiligdā€ betekent dan ā€˜laat dat dragende zich tonen, niet als object van verering, maar als ervaring van verbinding’. Het is een erkenning van het heilige als resonantie, niet als autoriteit. ā€œUw koninkrijk komeā€ klinkt dan niet als een toekomstige doorbraak van macht, maar als een uitnodiging tot aanwezigheid. Het komt waar iets zich opent, waar een leven afgestemd raakt. ā€œUw wil geschiedeā€ betekent dan ā€˜laat dat wat gedragen wordt ook door mij heen gebeuren’. Geen bevel, maar een overgave aan wat wil ontstaan. ā€œGeef ons heden ons dagelijks broodā€ krijgt in dit licht ook een nieuwe betekenis. Niet de vraag om overleving, maar om datgene wat nodig is om afgestemd te blijven. Brood als bestaansgrond, als een voeding vanuit het veld. ā€œVergeef ons onze schuldenā€ is dan geen boekhouding van zonden, maar een loslaten van wat zich heeft vastgezet, van datgene in ons dat gestold is. Vergeving betekent dan ontbinding van die gestolde patronen en een bevrijding van wat niet langer stroomt. ā€œLeid ons niet in bekoringā€ vraagt niet om bescherming tegen het kwaad, maar om helderheid wanneer er verwarring ontstaat. En ā€œVerlos ons van het kwadeā€ is geen oproep tot ingrijpen, maar een gebed om het losraken uit vervreemding. Het kwaad is immers geen macht, maar een verstarring van het veld, een verlies van resonantie. Verlossing is het terugvinden van de afstemming.

Ā 

Zo gelezen is het Onze VaderĀ geen tekst van onderwerping of afhankelijkheid, maar een ademend spoor van centrering. Elk woord fungeert als een schakelpunt in het veld. Het gebed spreekt niet over God, maar ademt mee met het veldbewustzijn waarin leven mogelijk wordt.

Ā 

8. Echo’s in de Nag Hammadi

In apocriefe teksten zoals het Evangelie van Thomas klinkt een Jezus die niet oproept tot geloof maar tot herinnering. Niet tot volgen maar tot herkenning. ā€œHet Koninkrijk is binnen in u en buiten uā€ zegt hij ā€œwanneer je jezelf kent zul je gekend worden.ā€ Wat hij daarmee bedoelde laat zich niet precies vaststellen. Maar binnen deze teksten waar het klassieke godsbeeld ontbreekt klinkt het als een uitnodiging tot afstemming. Jezelf kennen verwijst dan niet naar zelfbegrip of persoonlijke analyse. Het wijst op het loslaten van identificatie waardoor je jezelf ervaart als een open plek in het veld. Wat zich dan centreert wordt gekend. Niet als ding of identiteit maar als aanwezigheid. Herinnering betekent hier niet het ophalen van verleden maar het oplichten van een weten dat voorafgaat aan het denken.

Ook in het Evangelie van Filippus lezen we ā€œWat je niet in jezelf vindt zul je ook niet vinden buiten jezelf.ā€ Deze zin laat ruimte voor meerdere interpretaties. Hij kan gelezen worden als een mystieke verwijzing naar de innerlijke afstemming die voorafgaat aan elke ervaring van betekenis. Maar evengoed kan hij verwijzen naar een meer gnostisch zelfbegrip waarin het goddelijke in de mens besloten ligt. Binnen een veldfilosofische lezing wijst deze uitspraak op de mogelijkheid dat wat draagt alleen verschijnt waar het kan resoneren. Jezus verschijnt in deze teksten niet als verlosser op afstand maar als iemand waarin het veld zich helder centreert. Geen leer om te volgen maar een resonantie die zich opent zodra het ik zwijgt.

Ā 

9. Grenzen aan dit verstaan

Tegelijk roept deze benadering fundamentele vragen op. In de historische context van Jezus’ optreden blijkt uit veel overgeleverde woorden en daden dat hij morele urgentie niet schuwde. Zijn boodschap was geladen met oproepen tot inkeer, tot verantwoordelijkheid, tot bewuste omgang met lijden en schuld. Zijn verwijzingen naar de Vader klinken in de overlevering niet altijd als metaforen voor een veldmatige oorsprong, maar vaak ook als tekenen van een diepe, persoonlijke verbondenheid die richting gaf aan zijn handelen. Als we zijn woorden uitsluitend lezen als uitdrukking van afstemming en resonantie, doen we wellicht de morele dimensie tekort.

Ā 

Ook de vraag naar menselijke verantwoordelijkheid blijft lastig inpasbaar in een zuiver veldfilosofisch kader. Wanneer de mens wordt opgevat als doorlaatpunt van een groter geheel, dreigt het onderscheid tussen betrokkenheid en onverschilligheid te vervagen. Liefde verliest dan haar karakter van wilsdaad en kan terugvallen in louter ontvankelijkheid. Het veld maakt veel mogelijk, maar legt weinig op. Precies daar ligt zowel de kracht als de kwetsbaarheid van deze benadering. Want waar ruimte ontstaat voor afstemming en verschijning, kan ook de roep tot engagement verloren gaan. Dat stelt de vraag of deze zienswijze het gewicht van menselijke keuzes en de werkelijkheid van innerlijk conflict voldoende kan dragen. Maar de bedenkingen over het bestaan van een God worden met dit alles niet fundamenteel weggenomen.

Ā 

10. Geloof als filosofie

De filosofische benadering laat geen leegte achter, maar verplaatst het zwaartepunt van hoe geloof wordt verstaan. Wat verdwijnt aan verticale ordening, maakt plaats voor een grotere ervaringsdiepte. God wordt dan niet meer gedacht als hoogste instantie buiten de wereld, maar als de naam voor wat mij draagt zonder mij toe te behoren. Jezus verschijnt niet als eigenaar van waarheid, maar als iemand waarin iets van die dragende werkelijkheid zichtbaar wordt. Geloven betekent in dat licht niet dat ik een bepaalde overtuiging moet aanhangen, maar dat ik me leer af te stemmen op wat zich aandient.

Ā 

Misschien was het precies dat wat Jezus wilde tonen. Niet een voorschrift voor hoe wij zouden moeten leven, maar een besef van hoe leven zichzelf kan tonen wanneer het niet wordt vastgezet. Zijn woorden nodigen dan niet uit tot het aannemen van geloof, maar tot het ervaren van ontvankelijkheid. Om mens te zijn in het veld betekent dan niet dat ik iets moet volbrengen, maar dat ik me laat raken door wat zich opent. In dat moment kan iets zichtbaar worden van een werkelijkheid die niet van mij is, maar zich wel door mij heen laat verschijnen. Misschien vraagt geloven vandaag de dag niet om zekerheid, maar om stilte waarin iets anders kan verschijnen.


Voor een bredere uitwerking van deze veldfilosofische benadering verwijs ik naar mijn laatste boek, Filosofie ad ultimum, waarin veel domeinen uit het dagelijks leven worden beschreven als modulatie van het veld en niet als gesloten systemen.

1 opmerking

Beoordeeld met 0 uit 5 sterren.
Nog geen beoordelingen

Voeg een beoordeling toe
Gast
19 aug
Beoordeeld met 5 uit 5 sterren.

Ontzettend interessante benadering van Jezus. Verfrissend en een geactualiseerde visie op Jezus .

Like
Blijf op de hoogte! Ontvang telkens het nieuwste blog direct in je mailbox.

Bedankt voor het abonneren!

© 2020 by Marc Cornelisse. Proudly created with Wix.com

bottom of page