top of page

Uw rijk kome

Het apocalyptische verhaal uit de Bijbel schetst een wereld die haar samenhang verliest. Ruiters verschijnen als dragers van oorlog, schaarste, ziekte en morele afbraak. Beesten treden op als geconcentreerde vormen van overheersing waarin politieke willekeur, technologische manipulatie en economische onderwerping samenkomen. Valse profeten vervormen de waarheid en ondermijnen de mogelijkheid om richting te vinden. Deze beelden tonen een wereld waarin de dragende orde afbrokkelt en gemeenschappen niet langer vertrouwen op de structuren die hun leven stabiliseren. Zij laten zien hoe een beschaving haar eigen fundamenten uit het zicht verliest en daardoor kwetsbaar wordt voor krachten die zij niet meer kan duiden.

 

Ook de huidige wereld vertoont tekenen van zo een ontwrichting. Internationale regels verliezen hun bindende kracht doordat macht zich steeds minder laat reguleren. Oorlogen breiden zich uit, ecologische grenzen worden overschreden, economische ongelijkheid verdiept zich en informatiechaos tast zowel het oordeelsvermogen als de sociale samenhang aan. Deze ontwikkelingen versterken elkaar en creëren een toestand waarin samenlevingen hun evenwicht verliezen. In die zin functioneert de apocalyptische beeldtaal als een spiegel voor deze tijd. Zij maakt zichtbaar dat veel hedendaagse crises geen losstaande incidenten zijn, maar uitingen van een diepere verstoring in de verhouding tussen mens en wereld.

 

Toch biedt het woord apokalypsis een tweede betekenis die een andere lezing mogelijk maakt. In het Grieks verwijst het naar een openbaring die een bedekking wegneemt. De beelden die aanvankelijk dreigend lijken, kunnen worden verstaan als vensters op krachten en structuren die het maatschappelijke leven op dit moment ontregelen en richtingloos maken. De apocalyps onthult wat onder het oppervlak werkzaam is. Zij nodigt uit om door de gebeurtenissen heen te kijken en te zien welke machtslogica’s, afhankelijkheden en denkpatronen een tijdperk vormgeven.

 

De mogelijkheid van ontsluiering ontstaat wanneer de symbolen niet langer worden gelezen als aankondiging van vernietiging, maar als manifestaties van onderliggende processen. De crisis toont dan wat eerder verborgen bleef. Wanneer individuen en gemeenschappen die dynamieken herkennen, verliest de apocalyptische beeldtaal haar noodlottige karakter. De openbaring verandert in inzicht zodra zichtbaar wordt dat veel dreigende ontwikkelingen voortkomen uit structuren die hun houdbaarheid hebben verloren. Vanuit dat perspectief markeert de apocalyps geen einde, maar een kantelpunt. Zij maakt duidelijk dat vernieuwing mogelijk wordt wanneer de onderliggende patronen worden doorzien en een nieuwe oriëntatie kan ontstaan.

 

De visie vanuit mijn veldfilosofie vertrekt vanuit een dragend veld waarin elke ervaring ontstaat en waarin materie en bewustzijn twee zijden vormen van één werkelijkheid. De mens verschijnt daarin niet als autonoom middelpunt dat zijn lot beheerst, maar als geworpene die zich gaandeweg is gaan beleven als afzonderlijk individu. De apocalyptische beelden kun je in dit licht lezen als symbolen van een overgangsfase. Zij tonen geen definitief oordeel, maar de spanningen die ontstaan wanneer het ik zich vernauwt tot een ego dat alles via wil en controle wil sturen. In die vernauwing sluit het diafragma van het bewustzijn en reduceert het veld zich tot een wereld die beheerst moet worden. Die beweging vormt geen afwijking, maar een fase in een ritme dat zijn natuurlijke elasticiteit verliest zodra controle de plaats inneemt van afstemming. De ruiters en beesten verbeelden dan de fragmentatie die optreedt wanneer maakbaarheid, meritocratie en zelfregie de fundamentele geworpenheid ontkennen. De crisis die daaruit volgt, vormt geen bewijs dat het veld ons verlaat, maar een teken dat een bepaald ervaringsregime zijn grens heeft bereikt. De illusie van vrije wil heeft haar beschavende rol vervuld. Zij heeft het individu geoefend in onderscheiden, reflecteren en kiezen, maar keert zich nu tegen haar oorsprong. In dit perspectief verschijnt de apocalyps als een moment van doorzien, waarin zichtbaar wordt dat de mens geen geïsoleerd project is, maar een veldwezen dat gedragen wordt door een werkelijkheid die groter is dan hijzelf.

 

Vanuit dit veldmatige mensbeeld krijgt de onthulling een uitgesproken hoopvol karakter. Zij betekent niet dat alles instort, maar dat de druk van zelfsturing en zelfverwijt kan wegvallen. Waarachtigheid verschijnt hier niet als resultaat van een methode, maar als de natuurlijke toestand die zichtbaar wordt wanneer de innerlijke weerstand tegen het leven oplost. Dan opent zich een andere vorm van vrijheid, niet als beheersing, maar als afstemming op wat zich aandient. Het diafragma in het brein hoeft het veld niet langer te blokkeren, maar kan zijn beweeglijkheid hervinden. De oscillatie tussen vernauwing en verwijding komt tot rust en er ontstaat een dubbele ontvankelijkheid waarin de zintuiglijke en transcendente dimensie elkaar opnieuw dragen. De zogenaamde eindtijd markeert dan niet het einde van de wereld, maar het einde van een tijdperk waarin wil en controle als hoogste waarden golden. In de nieuwe ordening die zich aandient, groeit innerlijke rust, omdat niet alles meer beslist hoeft te worden. Relationele verbondenheid verdiept zich, omdat de ander ervaren wordt als mede verschijning binnen hetzelfde veld. Ethiek wordt eenvoudiger, omdat handelen voortkomt uit resonantie en responsiviteit in plaats van uit opgelegde regels. Ecologische zorg wordt vanzelfsprekend, omdat de aarde niet langer als middel verschijnt maar als mede lichaam. Creativiteit wordt helderder, omdat inspiratie niet langer door controle wordt gefilterd. En collectieve coherentie wordt mogelijk, omdat samenleven zich kan oriënteren op afstemming en co creatie. In die zin opent de apocalyptische ontsluiering geen perspectief van ondergang, maar van een mensheid die leert leven voorbij het streven en die zich laat dragen door het veld dat haar altijd al omvatte.

 

De crisis van deze tijd opent daardoor een doorgang naar een ander verstaan van menselijkheid. Zij maakt duidelijk dat vrijheid niet ontstaat door verzelfstandiging, maar door ontvankelijkheid. Dat verantwoordelijkheid niet begint bij autonomie, maar bij resonantie. En dat samenleven geen structuur van machtsverhoudingen hoeft te zijn, maar een vorm van gedragen samenhang. Wanneer dit inzicht doordringt, verplaatst het zwaartepunt van handelen zich van streven naar afstemming. De vraag hoe de mens de wereld moet verbeteren, maakt plaats voor de vraag hoe de mens zich kan openen voor de beweging die al gaande is. De wereld die dan zichtbaar wordt is geen utopie, maar een werkelijkheid waarin de dragende orde van het veld weer kan functioneren. Innerlijke rust, relationele nabijheid, ethische eenvoud en ecologische integratie blijken niet langer idealen te zijn, maar effecten van een bewustzijn dat zijn eigen vernauwing heeft doorzien. Zo kan een nieuw tijdperk ontstaan waarin de mens niet langer probeert zijn plaats te bevechten, maar die plaats ontvangt. De verschuiving die zich aandient vraagt geen prestatie, maar een bereidheid om te erkennen dat het leven zichzelf draagt. In die erkenning verschijnt een toekomst die niet is gebouwd op angst voor ondergang, maar op vertrouwen in een werkelijkheid die zich steeds opnieuw ontvouwt. Het apocalyptische moment verandert daarmee in een horizon van hoop. Het markeert de ruimte waarin mens en wereld opnieuw kunnen verschijnen als uitdrukkingen van één dragende werkelijkheid die zich in elke ervaring laat voelen.

Recente blogposts

Alles weergeven
NU
NU
 
 
 
Blijf op de hoogte! Ontvang telkens het nieuwste blog direct in je mailbox.

Bedankt voor het abonneren!

© 2020 by Marc Cornelisse. Proudly created with Wix.com

bottom of page