Veldgerichte AfstemmingsTherapie
- Marc Cornelisse
- 19 uur geleden
- 3 minuten om te lezen
Ervaring ontstaat niet uit ƩƩn bron, maar uit twee ontvankelijkheden die met elkaar interfereren. De zintuiglijke ontvankelijkheid brengt de concrete wereld binnen via waarneming en lichamelijke resonantie. De transcendente ontvankelijkheid opent een ruimte waarin potenties zich kunnen actualiseren en waarin richting en mogelijkheid voelbaar worden. Deze twee stromen interfereren en vormen samen het veld waarin iets verschijnt dat betekenis draagt. De mens leeft daarom niet in een binnenwereld tegenover een buitenwereld, maar in een veld waarin beide ontvankelijkheden elkaar ontmoeten.
Ā
Het denken bemiddelt tussen deze twee stromen en maakt de interferentie ervaarbaar. Het denken ordent wat zintuiglijk verschijnt en vangt impulsen op die niet uit het verstand zelf voortkomen. Het denken functioneert als een midden dat geen eigen inhoud produceert maar dat het samenspel van de ontvankelijkheden interpreteerbaar maakt. Het bemiddelt tussen indruk en mogelijkheid. Daardoor kan ervaring als geheel niet alleen worden gevoeld, maar ook worden begrepen.
Ā
Diverse aanwijzingen tonen dat denken niet uit een soeverein ik ontspringt. Een gedachte verschijnt zonder dat je haar bewust initieert. Een inzicht kondigt zich aan voordat je het kunt verklaren. Een voornemen ontstaat uit processen die al gaande zijn voordat je het merkt. Deze processen worden gedragen door terugkoppelingslussen waarin lichamelijke resonantie, emotionele patronen, contextuele prikkels en zich realiserende potenties vanuit de transcendente ontvankelijkheid elkaar beĆÆnvloeden. Het bewustzijn treedt pas binnen wanneer deze lussen al richting hebben gevormd. Filosofisch gezien kan een oorzaak binnen een gesloten systeem niet beginnen zonder voorwaarden die eraan voorafgaan. Daarmee volgt logisch dat een autonome bron van denken niet kan bestaan. Denken verschijnt daardoor als verschijnsel dat zich aandient in plaats van als daad die door de wil wordt voortgebracht.
Ā
Toch blijft de overtuiging van controle bestaan omdat het bewustzijn slechts een klein deel van deze lussen registreert. Het bewustzijn merkt de gedachte pas op wanneer zij al is gevormd en concludeert dat het ik haar heeft voortgebracht. Het ziet alleen de bovenlaag waarin de gedachte opvalt en niet de lus die haar heeft voorbereid. Die vertekening maakt het idee van controle hardnekkig. Het ik schrijft zichzelf toe wat feitelijk voortkomt uit een dynamiek die het niet overziet. Daardoor blijft het geloof in sturing bestaan, zelfs wanneer alle structurele aanwijzingen laten zien dat denken niet autonoom opereert.
Ā
Problemen ontstaan wanneer de interferentie tussen beide ontvankelijkheden verstoord raakt. De zintuiglijke stroom kan veranderen in ruis wanneer prikkels te snel of te intens binnenkomen. De transcendente stroom kan verzwakken wanneer het ego te veel controle nastreeft of wanneer het lichaam door spanning zijn draagkracht verliest. Gestolde patronen versterken dit omdat zij de noodzakelijke resonantie van het veld blokkeren. Deze patronen ontstaan wanneer eerdere ervaringen zich vastzetten in het diafragma waardoor het ritme van transformatie wordt verstoord. De potenties die zich willen actualiseren treffen dan geen open ruimte maar een rigide structuur die hun beweging tegenhoudt. In deze toestand blijft het denken wel bewegen, maar het verliest zijn middenpositie. Het denken wordt overactief omdat het geen richting meer vindt en geen inhoud meer ontvangt. Piekeren ontstaat wanneer het denken zijn bemiddelende functie niet meer kan vervullen en dat vervolgens probeert te compenseren met herhaling.
Ā
Wanneer de dubbele ontvankelijkheid wegvalt, ontstaan patronen die een duidelijk diagnostisch beeld vormen. Mensen ervaren piekeren omdat het denken geen grond meer heeft. Zij ervaren angst omdat de zintuiglijke stroom instabiel wordt en de transcendente stroom geen vrije doorgang meer heeft. Zij raken uitgeput omdat het lichaam zijn ritmische samenhang verliest. Zij verliezen focus omdat het denken zijn ordening niet meer kan vasthouden. Zij verliezen intuĆÆtie omdat de toegang tot de transcendente impulsen verstoord raakt. Zij raken geĆÆsoleerd omdat relationele resonantie niet vanzelfsprekend verschijnt. Zij raken somber omdat de ervaring haar diepte verliest. Zij ervaren leegte omdat de ontvankelijkheden geen interferentie meer produceren. Zij verliezen identiteit omdat de wisselwerking tussen indruk en mogelijkheid geen stabiliteit meer biedt. Zij raken vervreemd omdat ze afgesneden zijn van de transcendente ontvankelijkheid.
Ā
Deze kwalen vormen geen willekeurige symptomen, maar manifesteren eenzelfde kernprobleem. De zintuiglijke ontvankelijkheid en de transcendente ontvankelijkheid raken uit balans en het denken verliest zijn bemiddelende rol. De mens raakt daardoor afgesneden van het veld dat hem draagt. Een diagnose die dit erkent, verschuift de aandacht van wat iemand fout doet naar wat er in het veld ontbreekt. Juist dat inzicht opent opnieuw ruimte voor afstemming en herstel.
Zie mijn boek De vlucht van de kraanvogel



Opmerkingen