Vrijheid van meningsuiting
- Marc Cornelisse
- 4 dagen geleden
- 4 minuten om te lezen
Vrijheid van meningsuiting geldt als een van de meest gekoesterde verworvenheden in onze tijd. Zij symboliseert het recht om ons te uiten zonder angst voor onderdrukking en vormt het morele fundament van democratie, wetenschap en persoonlijke ontplooiing. Vrijheid van spreken lijkt onlosmakelijk verbonden met vrijheid van denken. Wie zijn gedachten kan uitspreken, wordt geacht vrij te zijn. Die overtuiging heeft diepe wortels. In de westerse cultuur geldt het individu als rationeel wezen dat zijn eigen gedachten vormt, oordeelt over de wereld en verantwoordelijkheid draagt voor wat hij zegt. Die open uitwisseling van meningen wordt daarom gezien als garantie voor vooruitgang. Waar ieder mag spreken, zou de waarheid vanzelf aan het licht komen.
Ā
Toch rijst de vraag of deze waarde niet wordt overschat. De vrijheid om te spreken zegt nog niets over de kwaliteit van het spreken. Niet elke gedachte die opkomt, verdient de status van waarheid, en niet elk woord dat wordt uitgesproken, komt voort uit inzicht. In een cultuur die vooral hecht aan expressie, dreigt het onderscheid tussen spreken en verstaan te verdwijnen.
Ā
De Amerikaanse filosoof Steven Nadler verwoordt een wijdverbreide opvatting wanneer hij stelt dat vrijheid bestaat in het vermogen te denken wat je wilt en te zeggen wat je denktĀ (zie Filosofie Magazine nummer 11, 2025). Deze formulering lijkt vanzelfsprekend, maar berust op een aanname die zelden wordt onderzocht, namelijk dat de mens zelf de bron is van zijn denken. Het lijkt vanzelfsprekend dat wie zijn eigen gedachten vormt, ook vrij is om deze te uiten.
Ā
Vanuit mijn filosofische perspectief is juist dat uitgangspunt problematisch. De ervaring van initiatief, zowel in denken als in willen, is werkelijk, maar zij betekent niet dat er een innerlijke bron bestaat. Processen in lichaam, psyche en relatie vormen namelijk gesloten lussen die elkaar voortdurend beĆÆnvloeden. Wanneer binnen zoān lus ƩƩn mogelijkheid zich actualiseert, beleeft het bewustzijn dat als de keuze of gedachte van ons ego. De ervaring van initiatief markeert echter een transitie en geen oorsprong.
Ā
Wat wij vrije wil noemen, is het bewust meemaken van een overgang die zich al voltrekt. En wat wij denken noemen, is het bewust worden van betekenis die zich al aandient binnen diezelfde dynamiek. Het subject verschijnt niet als oorzaak, maar als ontvanger. Daarmee verschuift het beeld van de mens radicaal. Denken is de wijze waarop ontvankelijkheden samen betekenis krijgen in ons bewustzijn. In die zin behoort het denken niet tot het domein van controle, maar tot dat van afstemming. De moeite om gedachten te bedwingen of te kanaliseren, getuigt van de illusie van controle. Het ego is dan ook niet de bron van onze gedachten.
Ā
In zijn wezenlijke functie moduleert het denken de transcendentale en de zintuiglijke ontvankelijkheid, zodat de mens zich kan oriƫnteren en handelen binnen de wereld. Denken vormt de verbindende schakel tussen deze ontvankelijkheden. Wanneer het denken die functie vervult, ontstaat inzicht. Wanneer het zich echter tot oorsprong verheft, verliest het zijn doorlaatbaarheid en begint het zichzelf te herhalen. Wat dan resteert, is een schijn van denken, een mentale circulatie waarin het ego zichzelf voortdurend bevestigt. Vrijheid van meningsuiting krijgt binnen die toestand een lege betekenis. Men zegt wel wat men meent, maar niet wat men weet. De stem van het ego overschreeuwt de stilte waarin betekenis zich zou kunnen tonen.
Ā
De bevrijding die mijn filosofie beoogt, ligt daarom niet in onbeperkte expressie, maar in een herwonnen ontvankelijkheid. Vrijheid ontstaat niet door recht, maar door resonantie. Zij vraagt om een houding van beschikbaarheid, niet van eigenaarschap. Het woord krijgt pas waarde wanneer het gedragen wordt door stilte.
Ā
Het onderscheid tussen beide vormen van spreken laat zich niet maken door redenering, maar door waarneming. Spreken vanuit het ego klinkt gespannen, wil overtuigen en is haastig. Spreken vanuit afstemming is traag, luisterend en open. Het eerste sluit de ruimte, het tweede opent haar.
Ā
Vrijheid van meningsuiting behoudt zo haar betekenis, maar niet als hoogste goed. Zij wordt middel in dienst van een dieper doel, namelijk het tot klinken brengen van wat werkelijk gehoord wil worden. De mens is pas vrij wanneer hij niet langer hoeft te spreken om te bestaan, maar kan zwijgen tot het denken zich toont.
Ā
Een nieuwe vorm van vrijheid
In de huidige publieke sfeer wordt spreken vaak verward met aanwezigheid. Sociale media versterken de impuls om gehoord te willen worden, maar zelden de bereidheid om te luisteren. Discussies verlopen in herhalende patronen, waarin meningen botsen zonder dat betekenis verschijnt. Wat als vrijheid geldt, is vaak de herhaling van het eigen gelijk.
Ā
Vanuit veldfilosofisch perspectief vraagt de tijd om een andere vorm van vrijheid. Niet de vrijheid van meningsuiting als eindpunt, maar de vrijheid van afstemming als beginpunt. Die vrijheid ontstaat wanneer iemand de ruimte schept waarin het denken zich kan tonen zonder dat het ego het overneemt. Het is een vrijheid die niet strijdt om aandacht, maar luistert naar wat in stilte om aandacht vraagt.
Ā
De uitdaging van onze cultuur ligt niet in het verdedigen van het recht om te spreken, maar in het herwaarderen van de kunst om te luisteren. Pas in die wederkerigheid krijgt vrijheid haar volle betekenis, niet als eigendom van het individu, maar als beweging van het veld waarin wij samen leven en denken.



Opmerkingen