Wilders retoriek
- Marc Cornelisse
- 22 sep
- 4 minuten om te lezen
Geert Wilders, fractievoorzitter van de PVV, voert al jaren een consistent betoog over migratie en islam. Hij stelt dat asielzoekers en statushouders in overmatige mate betrokken zijn bij criminaliteit, waaronder gewelds- en zedendelicten. Volgens hem vormt deze oververtegenwoordiging een direct gevaar voor de veiligheid van Nederlandse burgers. Wilders verbindt dit niet alleen aan sociaal-economische factoren, maar nadrukkelijk aan culturele en religieuze achtergronden. In zijn optiek draagt de islam een stelsel van waarden en gedragingen met zich mee die onverenigbaar zijn met de Nederlandse democratische rechtsstaat. Hij gebruikt de term islamisering om te duiden op een sluipend proces waarbij de Nederlandse samenleving volgens hem steeds meer onder invloed komt te staan van islamitische normen. Hij stelt dat dit leidt tot parallelle gemeenschappen, aantasting van vrouwenrechten en een groeiend risico op extremisme. Vanuit deze analyse pleit hij voor het drastisch beperken van asiel en migratie, het intrekken van verblijfsvergunningen en het sluiten van moskeeƫn en islamitische scholen.
Ā
Het klopt dat islamitische scholen minder bijdragen aan directe sociale menging. Ze kunnen segregatie versterken in wijken waar al weinig contact is tussen groepen. Maar ze vormen niet automatisch een belemmering voor integratie. Integratie blijkt namelijk vooral samen te hangen met taalbeheersing, opleidingsniveau, kansen op de arbeidsmarkt en maatschappelijke erkenning. Op die terreinen kunnen islamitische scholen juist steunend werken zolang ze goed onderwijs geven en burgerschapsvorming serieus nemen.
Ā
Onderzoek van het CBS en het WODC laat zien dat er sprake is van oververtegenwoordiging van bepaalde groepen met een migratieachtergrond in de verdachtenstatistieken. In 2022 stond ongeveer 0,8 procent van de bevolking van Nederlandse herkomst geregistreerd als verdachte van een misdrijf. Voor de tweede generatie met twee ouders geboren in het buitenland was dit ongeveer 3 procent en voor de eerste generatie migranten ongeveer 1,1 procent. Binnen de asielopvang gold in 2023 dat ongeveer 3 procent van de bewoners verdacht werd van een misdrijf en dat ongeveer 9 procent betrokken was bij incidenten. Het grootste deel betrof vermogensdelicten, zoals winkeldiefstal en inbraak. Seksuele delicten kwamen voor, maar in absolute aantallen relatief beperkt.
Ā
Correctie naar leeftijd en geslacht
Ruwe cijfers kunnen misleiden. Groep A (autochtone Nederlanders) bestaat voor de helft uit vrouwen en heeft een gemiddelde leeftijd van 40 jaar. Groep B (asielzoekers) bestaat voor tachtig procent uit mannen met een gemiddelde leeftijd van 27 jaar. Jongere mannen hebben in alle bevolkingsgroepen het hoogste risico op crimineel gedrag. Vergelijk je groep B met de totale groep A, dan zet je jonge mannen af tegen een gemengde groep van vrouwen, mannen en ouderen. Leg je alleen mannen van 20 tot 30 jaar naast elkaar, dan wordt het verschil kleiner. Een ruwe berekening laat zien dat ongeveer 2,5 procent van Nederlandse mannen in deze leeftijd verdachte is tegenover 3,5 procent van de asielzoekers. De oververtegen-woordiging blijft dus bestaan, maar veel kleiner dan de ruwe cijfers suggereren. Het resterende verschil hangt waarschijnlijk samen met sociaal-economische achterstanden, trauma of discriminatie. Het is zorgelijk, omdat het ongelijkheid en kwetsbaarheid blootlegt, maar het wijst niet op een culturele botsing.
Ā
De stelling dat asielzoekers en moslims in Nederland per definitie een groot veiligheidsrisico vormen, is niet houdbaar op basis van de beschikbare data. Er is sprake van oververtegenwoordiging, maar die wordt grotendeels verklaard door demografische factoren en sociaal-economische omstandigheden. Het grootste deel van de mensen met een migratieachtergrond begaat geen misdrijf en levert een bijdrage aan de samenleving. Wat betreft de islamisering van Nederland is er geen empirisch bewijs voor een structureel proces waarin islamitische normen de Nederlandse rechtsstaat verdringen. Het aandeel moslims in Nederland ligt rond de 5 procent en groeit langzaam, vooral door geboorte en migratie. Er is geen aanwijzing dat dit leidt tot een dominante religieuze invloed op wetgeving of instituties. Wel bestaan er uitdagingen rond integratie, radicalisering en culturele spanningen, maar deze zijn contextueel en beleidsmatig beĆÆnvloedbaar. Een eenzijdige focus op religie of afkomst kan zelfs contraproductief werken, omdat het bijdraagt aan stigmatisering en uitsluiting. Effectieve beleidsmaatregelen liggen eerder in het bevorderen van integratie, onderwijs, arbeidsparticipatie en sociale cohesie. Daarmee nemen de kansen op criminaliteit en maatschappelijke spanning aantoonbaar af.
Ā
Het betoog van Wilders snijdt dus maar deels hout daar waar het gaat om de constatering van oververtegenwoordiging in misdaadcijfers, maar gaat te ver in zijn conclusies over de oorzaken en de rol van de islam. Empirische gegevens ondersteunen niet de stelling dat islamisering van Nederland een existentieel gevaar vormt. Een genuanceerde benadering vraagt om onderscheid tussen individuele criminaliteit, demografische kenmerken en religieuze of culturele achtergrond. Alleen dan ontstaat een realistisch beeld dat richting kan geven aan beleid zonder te vervallen in generalisatie of angstretoriek.
Ā
Filosofische reflectie
Wanneer het debat over migratie en islam wordt herleid tot incidenten en statistieken, verliest de mens zijn plaats in het levende geheel. Een veldgerichte benadering ziet ieder individu als deelnemer aan een groter bewustzijnsveld. Het ik dat controle zoekt en wil oordelen verengt de werkelijkheid en bevestigt zichzelf in tegenstelling. Daarin verschijnt de paradox dat wie veiligheid zoekt door te beheersen, juist meer verdeeldheid en onveiligheid oproept.
Ā
Stigmatisering ontstaat wanneer waarneming geschiedt vanuit gestolde patronen. In die fixaties wordt de ander gereduceerd tot religie of afkomst en verliest hij zijn bewegingsruimte.
Criminaliteit vraagt om rechtspraak en bescherming, maar niet om generalisatie. Filosofisch gezien ligt de opgave in het doorzien van het ego dat absolute beheersing nastreeft. Werkelijke veiligheid ontstaat echter niet door uitsluiting, maar door de ervaring dat het veld ons allen draagt. In die ervaring kan de mens opnieuw vrijheid vinden, voorbij de gestolde patronen die alleen maar angst en scheiding voeden.
Opmerkingen