de Geworpene (2)
- Marc Cornelisse
- 23 mrt
- 5 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 25 mrt
Nog even de belangrijkste onderwerpen uit mijn blog ‘Revolutionair wereldbeeld’ op een rij. Alles wat is, is een manifestatie van het universele bewustzijn. De mens is daarin de meest complexe verschijningsvorm en fungeert als een waarnemer waardoor het universum zichzelf ervaart. Via het persoonlijke bewustzijn krijgt het universele betekenis, perspectief en beleving. Dat persoonlijke bewustzijn heeft echter geen vrije wil, want vrije wil is een illusie. Gedrag komt voort uit een samenhang van factoren waarop de mens geen greep heeft: zijn aangeboren constitutie, de cultuur waarin hij verschijnt, en de technologie die hem omringt. De noties van goed en kwaad, diep geworteld in de westerse geest, zijn geen universele waarheden maar dualistische erfenissen van Plato, versterkt door het christendom en filosofen als René Descartes. Toch zijn die oordelen in ons geïnternaliseerd. Wie ze kan loslaten, opent zich voor een andere verhouding tot het bestaan: één waarin acceptatie geen berusting is, maar een vorm van resonantie met al wat is. Niet door handelen, maar door inzicht draagt de mens dan bij aan de ervaring van het geheel.
Na publicatie van dat blog bereikte mij een reactie die bleef hangen. Niet door haar formulering, maar door wat erin doorschemerde: een behoefte aan houvast, een zoeken naar richting. Dat wereldbeeld is wellicht juist, maar wat betekent het voor de mens van nu? Hoe beweegt hij zich voort als zijn handelen geen oorsprong kent in een autonoom ik? Is er nog zoiets als een goed geleefd leven binnen deze kaders?
Het zijn vragen die geen antwoorden verlangen in de vorm van geboden of doelen, maar in het schetsen van een mensbeeld waarin de mens alles ‘doorzien’ heeft. Niet als ideaaltype, maar als belichaamd inzicht. Geen supermens, geen heilige, geen held, maar iemand die niet langer in gevecht is met zijn eigen verschijning. Een mens die weet dat hij is geworpen en die berust in die geworpenheid, zonder zich eraan te onttrekken of het te willen overstijgen. Deze mens noem ik de Geworpene. De term is ontleend aan Martin Heidegger (1889–1976), die het bestaan van de mens karakteriseerde als een zijn-in-de-wereld, zonder eigen keuze daarin te zijn geplaatst. Hij sprak van Geworfenheit - geworpenheid - als structureel gegeven van het mens-zijn. Het is geen dramatisch idee, maar een nuchtere vaststelling: we zijn er, zonder dat we hebben gekozen hoe, waar of wanneer.
De Geworpene weet dat. Maar belangrijker nog: hij leeft vanuit dat diepste weten. Hij heeft geen verzet meer in zich, geen oordeel over wat had moeten zijn. Hij zoekt geen schuldigen, noch betekenis buiten het zijn. Hij leeft niet om te sturen, maar om zich te laten dragen door de stroom die toch al stroomt. In hem heerst een gelatenheid die niet cynisch is, maar helder. Zijn basale gedrag verschilt niet van dat van de moderne mens - hij wandelt, eet, spreekt, handelt - maar de manier waarop hij dit doet, is radicaal anders. Wat eerst misschien gestuurd werd door een gevoel van verplichting of vermeende keuze, wordt nu bepaald door een diepe resonantie met het zijn. De invloeden die zijn handelingen vormgeven, blijven dezelfde, maar zijn bewustzijn is veranderd, wat zijn reactie op die invloeden subtiel transformeert. Hij weet dat zijn daden voortkomen uit een samengaan van omstandigheden die het vormgeven. Het weten daarvan maakt dat hij niet langer verstrikt raakt in verwachtingen, verzet of innerlijke strijd. Zijn leven is gelijk, maar zijn beleving is getransformeerd.
Waar de moderne mens voortdurend moet worden, is de Geworpene reeds wie hij is. Waar de een zichzelf projecteert op een denkbeeldige toekomst, leeft de ander in de diepte van het nu. De Geworpene kent geen morele verontwaardiging, want hij kent geen moreel absolutisme. In het besef dat ‘goed’ en ‘kwaad’ geen universele constanten zijn, maar menselijke constructies, leeft hij voorbij het oordeel - voorbij goed en kwaad. Hij ziet gedrag, geen schuld. Hij voelt compassie, geen medelijden. Zijn liefde voor het leven is niet romantisch, maar principieel: alles wat verschijnt, verschijnt noodzakelijkerwijs. Hij heeft zichzelf niet bedacht, en ook de ander niet. Alles wat is, mag zijn.
Hij is niet onverschillig, maar onthecht. Niet kil, maar helder. Niet verheven, maar ontvankelijk. Zijn verbondenheid is niet sociaal, maar existentieel. En zijn rust komt niet voort uit controle, maar uit het diepe besef dat controle nooit bestond. Door intrinsiek te ervaren wat zijn toestand werkelijk is, wordt hij gevrijwaard van een dualistische benadering van de wereld. Hij is niet geneigd tot oordelen en ondergaat zijn lot met een natuurlijke berusting. De genegenheid voor alles wat is, wordt groter. Hij voelt zich afgestemd op het leven zelf, alsof hij niet naast het bestaan staat, maar erin beweegt. Hij voelt de resonantie met zijn omgeving, met het zijn, met het geheel - zonder iets te hoeven doen, zonder te willen veranderen wat zich aandient.
Zelfs tegenover lijden en de dood heeft hij een andere houding. Niet omdat hij ongevoelig is, maar omdat hij weet dat ook dit deel is van wat verschijnt. Hij is niet ongevoelig, maar ingetogen. Niet onbewogen, maar onverkrampt. Zijn onverschilligheid is geen onbetrokkenheid, maar een diepe aanvaarding van het onvermijdelijke. Kennis van de oorsprong en aard van zijn persoonlijke bewustzijn - en het inzicht dat vrije wil daarin ontbreekt - biedt hem het soort gelatenheid waar ook Heidegger op doelde. Het helpt hem om zich te weten opgenomen in het grotere geheel. Hij hoeft niet te worstelen met schuld of spijt, niet te vechten voor zin of richting. Hij is aanwezig, niet als subject tegenover de wereld, maar als wereld-in-uitdrukking.
De weg naar deze staat van zijn is geen lineair pad, geen ladder waarop men zich moreel of mentaal omhoogwerkt. Het is eerder een verschuiving in perspectief, een inwaartse ontspanning die ontstaat wanneer het besef indaalt dat men niet anders kan zijn dan men is. Dit bewustzijnsniveau is niet voorbehouden aan een elite van denkers of mystici; het ligt in potentie besloten in ieder mens. Maar het vereist wel de bereidheid om diepgewortelde aannames over keuzevrijheid, controle en morele superioriteit los te laten - iets wat in de huidige cultuur van prestatiedwang en schuldmechanismen slechts zelden spontaan gebeurt.
En als hij dat alles niet zou weten? Dan zou zijn gedrag niet veranderen, maar zijn geestelijke gesteldheid zou er een zijn van verwarring, oordeel en vervreemding - in plaats van helderheid, niet-oordelend bewustzijn en verbondenheid. In de Geworpene keert het universele bewustzijn terug tot zichzelf - wetend, zwijgend, luisterend, en niet oordelend, dus voorbij goed en kwaad. Misschien is de vraag niet hoe wij de wereld veranderen, maar hoe wij ons laten veranderen door het besef dat alles reeds is zoals het is. En aan wie mij vroeg hoe de mens zich binnen dit beeld kan bewegen, geef ik geen definitief antwoord - alleen dit mogelijke scenario van de Geworpene.
Comments