top of page

Diagnose van verruwing

Wanneer de dood uit ons bewustzijn verdwijnt, verliest het leven zijn zachtheid. De mens die zijn sterfelijkheid niet meer wil voelen, verliest de natuurlijke afstemming met het ritme van ontstaan en verdwijnen dat alles draagt. Wat niet meer wordt toegelaten, verstilt en in die stilstand verdicht zich het gevoelsleven. De mens raakt zijn zachtheid kwijt en vervangt betrokkenheid door de neiging tot beheersing en controle. De samenleving blijft functioneren, maar de warmte trekt eruit weg. We hebben de dood niet afgeschaft, maar buiten het zicht geplaatst.

Ā 

Verdrongen dood

In de moderne wereld is sterfelijkheid natuurlijk niet verdwenen, maar wel uit zicht geraakt. Het sterven voltrekt zich in witte kamers waar het licht nooit uitgaat. De adem, ooit teken van aanwezigheid, is gereduceerd tot een waarde op een scherm. Bezoekers staan aan het bed en weten niet wat ze kunnen zeggen. De stilte die vroeger betekenis droeg, is vervangen door het zachte piepen van apparaten. Woorden als comfortzorg en kwaliteit van leven maken het draaglijk, maar verbergen tegelijk wat niet meer te herstellen valt. De rituelen die ooit de gemeenschap bijeenbrachten rond het sterven, zijn tot losse handelingen geworden. Men brengt bloemen, spreekt beleefd en gaat weer verder, alsof het einde slechts een onderbreking is in plaats van een voltooiing.

Ā 

Toch blijft de dood aanwezig. Ze beweegt onder de oppervlakte van ons dagelijks bestaan. Soms toont ze zich in het lichaam dat ineens ouder lijkt dan gisteren, soms in het bericht dat een vriend is overleden, soms in het besef dat een stem uit je jeugd niet meer te horen zal zijn. De wereld blijft bewegen, maar onder die beweging klinkt een trage toon van verlies die zelden wordt toegelaten.

Ā 

Kierkegaard schreef dat angst het moment markeert waarop de mens vrijheid begint te voelen. Het is niet de angst voor gevaar, maar het schrikken voor de diepte van het bestaan. In die grondeloosheid klinkt de dood mee, want zij onthult dat niets blijvend is, ook wijzelf niet. Alles wat houvast bood, van overtuigingen en bezittingen tot gewoontes, bekwaamheid en het eigen ego, verliest zijn dichtheid. Wat aanwezig blijft, houdt niet meer vast. Dan verschijnt het besef dat er niets is om zich werkelijk aan te klampen. In dat openvallen ligt zowel wanhoop als mogelijkheid. De mens kan zich terugtrekken in zekerheid of zich openen voor het onbekende dat in die angst tot ons spreekt. Zie ook een vorig blog: https://www.terzijdeterzake.com/post/f-n-uikerige-politiek. Dit gaat over leven in angst.

Ā 

In het dagelijkse leven vullen we die ruimte meestal snel weer op. We plannen, we streven en we overtuigen onszelf dat alles onder controle is. Ernest Becker liet zien hoe hele beschavingen die beweging zelfs tot levensstijl maken. Wat bij Kierkegaard innerlijk gebeurt, voltrekt zich bij Becker op collectief niveau. Zijn analyse van cultuur als collectieve verdediging tegen sterfelijkheid maakt zichtbaar hoe diep die angst doorwerkt in onze instituties. Succes, bezit en overtuiging worden symbolen waarmee de mens zijn sterfelijkheid probeert te maskeren. Hij zoekt onsterfelijkheid in prestaties en erkenning, alsof betekenis alleen kan bestaan wanneer ze blijft voortduren. In die poging verhardt het bewustzijn. Wat bedoeld was om te beschermen tegen de kwetsbaarheid van bestaan, wordt een pantser. De gevoeligheid waarmee iemand het leven kon ervaren, trekt zich terug achter de vorm die zekerheid moest geven.

Ā 

Wanneer controle en activiteit te lang het bewustzijn hebben gestuurd, wordt stilte moeilijk te verdragen. Wie ooit heeft gemerkt hoe lastig het is om stil te blijven in leegte, herkent die spanning. Zodra beweging wegvalt, ontstaat onrust, alsof er iets moet gebeuren om het bestaan te rechtvaardigen. In die onrust toont zich de verharding die zich in de ervaring heeft vastgezet. Toch ligt juist daar de opening die Kierkegaard en Becker bedoelden. Angst is geen vijand van leven, maar een poort waardoor levendigheid weer kan stromen. Na een verlies wordt dat tastbaar. Iemand zit alleen in een kamer. De lucht lijkt dikker, de geluiden klinken verder weg. Het lichaam weet wat het verstand nog niet kan aanvaarden. In dat zwijgende weten wordt zichtbaar hoe diep verharding in het voelen kan doordringen en hoe ze kan beginnen te smelten zodra niets meer hoeft te worden vastgehouden.

Ā 

De verschijningsvormen van afweer

Dezelfde verharding werkt door in gedrag en samenleving. De drang tot beheersing en de angst voor kwetsbaarheid zijn uitingen van dezelfde afweer. In relaties tussen mensen uit zij zich in behoedzaamheid, ironie of het vermijden van echte nabijheid. In het maatschappelijke leven wordt lijden geobjectiveerd en sterven uitbesteed aan systemen. Alles beweegt, maar weinig raakt nog wezenlijk.

Ā 

De omgang met de aarde weerspiegelt die toestand. Beelden van brandende bossen en smeltend ijs flitsen voorbij. Nog voor het gevoel zich kan vormen, volgen cijfers, plannen en beloftes van herstel. De reactie komt sneller dan de ontroering. Onder de zorg waarmee we de aarde proberen te redden, schuilt een dieper onvermogen om verlies toe te laten. Het vooruitzicht van een uitgeputte aarde raakt aan de grens van bestaan zelf. Wie die grens niet kan dragen, zoekt houvast in wanhoop, spot, technische beheersing of morele strijd. In al die pogingen blijft de ervaring van sterfelijkheid buiten beeld. De aarde mag niet sterven, omdat haar einde zou tonen dat ook het menselijk project eindig is.

Ā 

Soms kun jij iets anders opmerken. Wanneer je werkelijk kijkt naar wat verdwijnt zonder het meteen te willen herstellen of verklaren, verandert de toon van je zorg. De aandacht wordt eenvoudiger en tegelijk dieper. De aarde verschijnt niet langer als object van redding, maar als partner in een gedeeld lot. In dat besef krijgt zorg de gestalte van aanwezigheid. Dan treedt opnieuw werkelijke verbinding op en het gevoel van verbondenheid dat daaruit voortkomt.

Ā 

Of het nu gaat om de aarde die uitgeput raakt of om grenzen die wankelen, telkens klinkt dezelfde angst mee voor het verdwijnen van wat vertrouwd is. Dezelfde beweging klinkt in de angst voor migratie en oorlog. Het vreemde dat aan de deur klopt, het dreigende dat wij in de ander menen te zien, het verlies van vertrouwdheid dat in beelden en verhalen voelbaar wordt, alles herinnert eraan dat niets blijvend is. De angst die daarbij opkomt is niet alleen politiek of sociaal, maar raakt aan onze existentiƫle grond. Zij confronteert ons met het besef dat ook onze zekerheden en onze plek in de wereld niet onaantastbaar zijn. Wanneer die angst niet langer wordt afgeweerd, kan ze zich openen tot herkenning en toont de ander die vlucht of vecht iets van onze eigen kwetsbaarheid.

Ā 

Leven met eindigheid

Stanislav Grof beschreef hoe het moment van sterven zich kan openen tot een ervaring van overgang. Mensen die die grens naderden, vertelden over een stilte die alles omvat, een ruimte waarin de adem verdwijnt en waar aanwezigheid blijft. Het lichaam verliest zijn contouren en de angst lost op in rust. Voor Grof was dit geen illusie maar een verschuiving van perspectief waarin het leven zichzelf herkent als onderdeel van een stroom.

Ā 

Wie dat inzicht meeneemt in het gewone leven, hoeft het bestaan niet langer te beveiligen. In elk verlies, hoe klein ook, kan dezelfde beweging worden herkend. Een mislukking, een afscheid of een moment van kwetsbaarheid krijgt een andere betekenis wanneer men beseft dat het bij het leven hoort. De behoefte om alles te beheersen vermindert en in plaats daarvan groeit een kalm vertrouwen in de voortgang van de stroom. Handelen krijgt rust, aandacht wordt eenvoudiger, betrokkenheid blijft zonder spanning.

Ā 

Wie ooit aan het bed van een stervende zat, weet hoe de tijd daar verandert. Alles wordt trager en tegelijk intenser. In die ruimte wordt duidelijk wat Heidegger bedoelde met leven in de aanwezigheid van de dood. Het is geen gedachte, maar een manier van zijn waarin men niet boven het leven staat, maar erin ademt. In het dagelijks bestaan kan die houding zich tonen in de eenvoudigste gebaren. Een maaltijd die met aandacht wordt bereid, een gesprek dat niet wordt afgewikkeld maar echt gevoerd, een blik die blijft rusten zonder iets te willen vastleggen. In zulke momenten ademt het besef van eindigheid mee. Wat tijdelijk is, wordt niet zwaarder maar voller van leven.

Ā 

Wanneer de dood uit ons bewustzijn verdwijnt, raakt ook taal haar diepte kwijt. Julia Kristeva zag hoe het verlies van verbondenheid met sterfelijkheid de taal verschraalt. Woorden worden dan tekens zonder adem. Ze benoemen, maar raken niet meer. De mens blijft spreken, maar niet meer in contact met wat door hem heen beweegt. Taal wordt beheersing in plaats van ontmoeting. Waar de dood geen plaats meer heeft, droogt ook de bron van levend spreken op. Zoals het leven zijn zachtheid verliest wanneer de dood verdwijnt, verliest ook taal haar adem.

Ā 

Slot

Vanuit veldfilosofisch perspectief toont zich de mogelijkheid van omkering. Verharding lost op wanneer angst haar plaats mag hebben. Wat eerder als bedreiging werd ervaren, blijkt drager van samenhang. Wie zijn sterfelijkheid toelaat, herkent zich opnieuw in het ritme van ontstaan en vergaan. Leven krijgt weer gewicht zonder zwaarte. Waar eindigheid wordt verdrongen, verstilt het veld van menselijke ervaring en verhardt de toon van het bestaan. Waar zij opnieuw wordt toegelaten, keert gevoeligheid terug en hervindt het leven zijn samenhang.

Opmerkingen

Beoordeeld met 0 uit 5 sterren.
Nog geen beoordelingen

Voeg een beoordeling toe
Blijf op de hoogte! Ontvang telkens het nieuwste blog direct in je mailbox.

Bedankt voor het abonneren!

© 2020 by Marc Cornelisse. Proudly created with Wix.com

bottom of page