top of page

Gareel

Bijgewerkt op: 16 mrt

Dit blog open ik met een strofe uit het lied ‘Werk’ van Herman van Veen. Het illustreert namelijk heel duidelijk hoe we al vanaf onze geboorte in een keurslijf worden gepropt.

Hoeveel tijd heeft een kind om zelf te ontdekken

Voor iets uit wordt gelegd of voor wordt gekauwd

En wie het niet slikt

Heet moeilijk opvoedbaar

In dit blog komen Foucault, Illich en Montessori aan bod, omdat zij - ieder op hun eigen manier - dit vraagstuk behandelen. Wat hen verbindt, is hun kritische blik op structuren die de natuurlijke ontwikkeling van een kind beperken.

 

Als een kind niet snel genoeg door heeft hoe iets werkt, dan zijn we als volwassenen al snel geneigd om het maar even voor te doen. ‘Kijk, zo moet het.’ Zo ging het aankleden van mijn kleindochter (drie jaar oud) blijkbaar niet snel genoeg, waarop haar moeder (mijn dochter) haar vroeg: ‘Zal ik je even helpen?’. Ze antwoordde echter: ‘Lief dat je het zegt, maar ik red het zelf wel.’ En dat is leerpsychologisch natuurlijk ook de beste manier; zelf uitvogelen hoe de dingen werken.

 

Michel Foucault (1926-1984) zou deze situatie waarschijnlijk beschouwen als een voorbeeld van de subtiele manieren waarop macht en controle in de opvoeding worden uitgeoefend. Volgens Foucault gebeurt dit door wat hij ‘disciplinering’ noemt, waarbij volwassenen, zoals ouders en leerkrachten, de controle overnemen en de norm stellen voor hoe iets moet worden gedaan. In plaats van kinderen de ruimte te geven voor eigen ontdekkingen, worden ze vaak gedwongen zich aan een bepaalde manier van handelen te conformeren. Foucault zou zeggen dat dit een manier is waarop kinderen van jongs af aan worden aangepast aan de normen van de samenleving. De druk om ‘het goed te doen’ leidt tot het internaliseren van regels en gedragingen die van buitenaf opgelegd worden, wat het moeilijk maakt om buiten deze normen te denken of te handelen. Het zelf ontdekken van hoe iets werkt, zoals mijn kleindochter doet, biedt een vorm van verzet tegen deze disciplinerende kracht.

 

En als je je als kind niet wil onderwerpen aan de aangeboden begeleiding, dan word je al gauw als ‘moeilijk opvoedbaar’ gekwalificeerd. Kinderen moeten meegaan met de stroom en doen wat er van hen gevraagd wordt. En dat alles in het belang van het kind (?), zodat hij zich nu en op latere leeftijd zo onopvallend mogelijk in onze samenleving zal gedragen. Typisch Nederlands: waag het niet om boven het maaiveld uit te steken of doe nou maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Hebben we nog wel voldoende oog voor de kwaliteiten van een kind in relatie tot de conformistische normen die we hem willen opleggen? Deze vraag is mijns inziens blijvend actueel, zowel voor ouders/opvoeders, als voor leerkrachten en docenten. Afwijkend gedrag wordt vaak gestigmatiseerd als een kwaal, die terug te vinden is in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Helaas wordt dit boek steeds dikker en dikker, waardoor je je bijna kunt afvragen of het niet efficiënter is om een boek samen te stellen met alleen het wenselijke gedrag erin.

 

Mijn jongste kleindochter was op haar derde erg verlegen en moest niets hebben van anderen, zelfs niet van haar opa (dat ben ik). Ook vreemde omgevingen maakten haar stil en introvert. En, ja hoor, dit blijkt een ‘kwaal’ te zijn, die uiteraard ook vermeld staat in de DSM. Selectief mutisme: een angststoornis die vaak voorkomt bij kinderen die zich ongemakkelijk of angstig voelen in sociale situaties. Haar ouders hebben haar dit stigma met de bijbehorende therapie gelukkig niet opgelegd, want gelukkig was het van voorbijgaande aard. Hoe gaat dat op scholen?

 

Ivan Illich (1926-2002) wijst in zijn boek Deschooling Society op de schadelijke gevolgen van een onderwijssysteem dat geen ruimte biedt voor eigenheid. Volgens Illich is onderwijs niet enkel een middel om kennis over te dragen, maar ook een instrument van sociale controle, dat kinderen in strikte normen en standaarden dwingt. Hierdoor wordt afwijkend gedrag vaak snel bestempeld als probleem, terwijl juist die verschillen de potentie hebben voor echte groei. Illich pleit voor een systeem waarin kinderen niet gedwongen worden zich aan te passen, maar waarin ze de vrijheid krijgen om op hun eigen manier en in hun eigen tempo te ontdekken. In plaats van het stigmatiseren van degenen die niet in het systeem passen, zouden we moeten erkennen dat echte ontwikkeling juist voortkomt uit het omarmen van die diversiteit.

 

De theorie van Ivan Illich betekent dat een school niet langer een gedwongen institutionele omgeving zou moeten zijn, maar een flexibele ruimte waar kinderen meer zelfgestuurd kunnen leren. Er zouden geen verplichte lessen, roosters of curriculum moeten zijn, maar in plaats daarvan een omgeving die kinderen de vrijheid geeft om te ontdekken op basis van hun eigen interesses. Onderwijs wordt niet opgelegd, maar ontstaat via informele netwerken en gemeenschappen. De focus ligt op autonomie, creativiteit en het ontwikkelen van intrinsieke motivatie. Scholen in Nederland, zoals bijvoorbeeld de niet onomstreden Iederwijs-scholen, proberen volgens dit concept te werken, door kinderen de ruimte te geven om hun eigen leerproces vorm te geven. Er zou toch een middenweg te vinden moeten zijn.

 

Maria Montessori (1870-1952) had een vergelijkbare visie, maar haar benadering was concreet gericht op de inrichting van het onderwijs. Montessori geloofde dat kinderen het beste leren wanneer ze in een omgeving verkeren die hen uitnodigt om zelfstandig te ontdekken. Haar onderwijsmodel richtte zich op het creëren van een ‘voorbereide omgeving’ waarin kinderen de vrijheid hebben om activiteiten te kiezen die hun nieuwsgierigheid en zelfredzaamheid bevorderen. Deze omgeving wordt gekarakteriseerd door specifieke materialen en structuren die kinderen helpen om op hun eigen tempo te leren en zich te ontwikkelen. In plaats van dat de leraar als de centrale autoriteit fungeert, is de leraar in Montessorionderwijs een begeleider die het leerproces van het kind ondersteunt zonder het te dwingen of te sturen. Het doel is om kinderen te helpen een liefde voor leren te ontwikkelen, zodat ze hun eigen potentieel kunnen ontdekken en ontplooien.

 

Vanuit het perspectief van Michel Foucault, Ivan Illich en Maria Montessori kunnen ouders hun opvoedingsstijl heroverwegen door meer ruimte te bieden voor autonomie en zelfontdekking. Door kinderen deze vrijheid te geven, kunnen zij zich ontwikkelen buiten de strikte kaders van traditionele opvoedingsnormen. Foucault zou benadrukken dat opvoeding geen instrument van sociale controle mag zijn, waarbij afwijkend gedrag snel als probleem wordt bestempeld, zoals vaak gebeurt in de DSM. Kinderen moeten de vrijheid krijgen om te denken en te handelen zonder voortdurend onder toezicht te staan of in een systeem van disciplinaire macht te worden geplaatst. Illich sluit hierbij aan door te pleiten voor een opvoedingssysteem dat kinderen niet in rigide structuren dwingt, maar hen de vrijheid biedt om zelf te leren en hun eigen pad te vinden. Hij waarschuwt voor systemen die kinderen beperken en hen dwingen zich aan normen te houden, wat hen belemmert in het ontdekken van hun eigen potentieel. En Montessori pleit voor een ‘voorbereide omgeving’ waarin kinderen in hun eigen tempo kunnen ontdekken en leren, zonder gedwongen te worden zich aan externe normen aan te passen. Ouders kunnen dit principe omarmen door hun kinderen de ruimte te geven om zelfstandig te leren, hen nieuwsgierig te maken en hen niet te stigmatiseren voor afwijkend gedrag, maar juist die verschillen te omarmen. Het doel is niet om kinderen in een standaardvorm te persen, maar om hen te helpen hun eigen identiteit te ontwikkelen en intrinsieke motivatie te bevorderen.

 

Wat vraagt dit van ons als ouders, opvoeders en docenten? Het betekent dat we ons bewust moeten zijn van de subtiele manieren waarop we kinderen begeleiden en beïnvloeden. Dat we ons afvragen of de hulp die we bieden werkelijk nodig is of dat we hen daarmee juist beroven van de kans om hun eigen weg te vinden. Dat we een omgeving creëren waarin kinderen niet alleen leren wat moet, maar ook leren ontdekken wat kan. Waarin ze niet alleen volgen, maar ook zelf durven kiezen.

 

Want wat gebeurt er als een kind keer op keer te horen krijgt hoe het zich moet gedragen, hoe het moet denken, hoe het zich moet aanpassen? Waar blijft dan de onbevangenheid, de nieuwsgierigheid, de vrijheid om op een manier te groeien die écht bij het kind past?

 

Herman van Veen verwoordt dit pijnlijk treffend in zijn lied ‘Wie’:


Wie heeft de zon uit jouw gezicht gehaald

Wie heeft het licht in jou gedoofd

Wie heeft je rooie wangen bleek gemaakt

Wie joeg de dromen uit je hoofd

Wie brak jouw kleine hart

Kleurde je ogen zwart

Wie is niet nagekomen wat hij heeft beloofd

 

Wie heeft het lachen in jouw keel gesmoord

Heeft je vuisten zo gebald

Wie heeft dat onbevangen kind vermoord

Dat altijd opstaat als het valt

Wie boog jouw rechte rugTrapte je speelgoed stuk

Wie brak jouw vleugels in de vreugde van hun vlucht

 

Wie is er zo aan jou voorbijgegaan

Wie verraadt hier jouw geloof

Wie hield zich voor het kraaien van de haan

Na de derde keer nog doof

Wie is het die vergat

Dat jij de toekomst had

Wie heeft jou net als ik te weinig lief gehad

Wie heeft jou net als ik te weinig lief gehad

Comments

Rated 0 out of 5 stars.
No ratings yet

Add a rating
Blijf op de hoogte! Ontvang telkens het nieuwste blog direct in je mailbox.

Bedankt voor het abonneren!

© 2020 by Marc Cornelisse. Proudly created with Wix.com

bottom of page