Over het begrip tijd en tijdsbeleving heb ik al vaker geschreven, maar nu ga ik een stap verder. Ik ga het hebben over het voortdurend wegglijdende moment ‘nu’, in relatie met de dood. Sterker nog: volgens mij zijn deze concepten qua tijdsfenomenen gelijk aan elkaar. Het idee komt voort uit een parallel met de onzekerheidsrelatie in de kwantumfysica. Werner Heisenberg (1901-1976) stelde daarin dat je de exacte plaats en snelheid van een deeltje nooit tegelijk met absolute precisie kunt kennen. Een beetje vergelijkbaar met de grote wijzer van een klok. Je kunt de plaats ervan nooit precies aangeven, omdat de wijzer voortdurend in beweging is. Z’n snelheid kun je daarentegen heel nauwkeurig bepalen. Wil je de positie van de wijzer nauwkeurig weten, dan moet je ‘m tegenhouden, maar ja, dan is er over de snelheid weer niks te zeggen. Dat is in een notendop de onzekerheidsrelatie. Op het gevaar af door vakgenoten verketterd te worden, ga ik dit principe toepassen op onze ervaring van tijd.
Tijdens ons aardse leven is de plek waar we ons bevinden vrij nauwkeurig te bepalen. We bevinden ons in een fysiek lichaam, in een driedimensionale ruimte, op een specifieke plek. Maar hoe zit dat met de tijd? Zoals ik al aangaf, is het ‘nu’ ongrijpbaar. Zodra we het nu-moment willen duiden, is het alweer voorbij. Het ‘nu’ is niet statisch. Het is een voortdurend verglijdend moment, absorbeert herinneringen en is op weg naar de toekomst. Met andere woorden: de onzekerheid van de tijd is heel groot. We leven dus continu op het randje van een ravijn, de toekomst. Maar gelukkig schuift die rand de hele tijd met ons mee. In dat ‘nu’ manifesteren het verleden, het heden en de toekomst, zich tegelijkertijd. De Amerikaanse filosoof William James (1842-1910) stelde zich daarbij twee assen voor: de horizontale as van de kloktijd en een opschuivende verticale as, meebewegend met het ‘nu’, waar het verleden en de toekomst zijn ingevouwen, gecomprimeerd. Hij zag tijd dan ook als een geïntegreerde stroom van ervaringen en verwachtingen. Straks bespreek ik nog hoe het mogelijk is om onze tijdsbeleving te vertragen ten opzichte van de kloktijd, maar eerst de analogie met de dood.
Als we dood zijn, is onze fysieke verankering in de ruimte verdwenen. En zoals ik al eerder heb geschreven, is mijn hypothese dat alles universeel bewustzijn is, met daarin sublimaties van alles wat er is. Ons bewustzijn is in mijn theorie dan ook getransformeerd en gepersonifieerd universeel bewustzijn. Zodra we komen te overlijden, gaat dit persoonlijke bewustzijn (sommigen zeggen de ‘ziel’) weer op in het geheel. Ik ga er dus vanuit dat het (persoonlijke) bewustzijn blijft voortbestaan, maar zonder duidelijke locatie en na verloop van tijd ook zonder individualiteit. Hierdoor is de onzekerheid qua plaats dus oneindig groot geworden, want het bewustzijn (of de ziel) is niet meer te lokaliseren. Dit alles heeft een diepgaand effect op de tijd. De tijd wordt tot een vaststaand ‘punt’ gereduceerd. Verleden, heden en toekomst vallen samen, zonder dat er sprake is van een nu-moment dat verstrijkt, met andere woorden: tijd heeft geen betekenis meer. Er is slechts één enkel tijdloos moment, een ‘eeuwig-nu’, zoals dat ook in sommige mystieke tradities en door mensen die een bijna-doodervaring hebben gehad, wordt beschreven. Wetenschappers en filosofen doen hier ook onderzoek naar. Zij proberen te ontdekken hoe onze hersenen tijd creëren. Ervaringen van tijdloosheid kunnen een aanwijzing zijn dat het ‘nu’ in werkelijkheid veel flexibeler is dan we denken.
Oké, hoe is het mogelijk om - bij leven - de kloktijd te vertragen. Als eerste refereer ik aan meditatie. Tijdens een meditatie is het mogelijk om te experimenteren met de relatie tussen plaats en tijd. Door je los te maken van je fysieke omgeving en je te concentreren op je ademhaling, verdwijnen de grenzen van je fysieke lichaam uit je aandacht. De onzekerheid in plaats wordt dus vergroot en hierdoor verschuift je ervaring van de opeenvolging van nu-momenten naar een meer tijdloze dimensie. Je ervaart tijd veel meer als een langdurig nu-moment. Als tweede noem ik de ervaring van ‘flow’. Als we heel geconcentreerd met iets bezig zijn, kan dat iets doen met ons tijdsbesef. Tijdens ‘het in flow zijn’ verliezen we ons gevoel van vaste plaats (we zijn niet bewust bezig met ons lichaam of onze locatie), waardoor onze tijdsbeleving anders is dan de kloktijd. Net zoals bij meditatie lijkt de tijd trager te verlopen. Na afloop verbaas je je erover dat er al twee uur verstreken zijn, terwijl je voor je gevoel nog maar net begonnen was. Als laatste voorbeeld noem ik het ritueel. Vaak kun je gedachteloos een ritueel voltrekken, waardoor je je wederom minder bewust bent van je positie. Dus ook rituelen hebben de neiging om een gevoel van tijdloosheid te creëren, waarbij het nu uitgerekt wordt. Hierdoor voelt het ritueel vaak als een ervaring die buiten de kloktijd valt, waarbij de grenzen tussen verleden, heden en toekomst vervagen.
De onzekerheidsrelatie die ik in dit blog besproken heb, is een mogelijke verklaring voor de relatie tussen tijdsbeleving en bewustzijn. Tijdsbeleving is dan niet langer alleen een fysieke realiteit, maar ook een ervaring die afhankelijk is van onze relatie tot de ruimte. Bewustzijn kan de ‘dimmer’ zijn die plaats en tijd met elkaar verbindt. Dit perspectief nodigt uit tot een radicaal nieuwe manier van denken over tijd: niet als een lineaire opeenvolging van nu-momenten, maar als een dans tussen onzekerheid en bewustzijn. Als we deze onzekerheidsrelatie tussen plaats en tijd omarmen, kunnen we wellicht onze ervaring van het ‘nu’ bewust transformeren. Stel je voor dat je niet langer gebonden bent aan de strikte eisen van kloktijd, maar in plaats daarvan leeft in een bewustzijn dat tijd in zijn ware vorm ervaart: als een flexibel en dynamisch ‘nu’. Dit zou de manier waarop we werken, rusten en onze relaties ervaren volledig kunnen veranderen. Misschien kunnen we dan niet alleen de tijd die we hebben anders waarderen, maar ook de manier waarop we ons verbinden met de wereld om ons heen.
Comments