De jaren volgen elkaar inmiddels in rap tempo op. Althans, dat is mijn beleving als oudere man. Wat dat betreft deel ik de bevindingen van Douwe Draaisma in zijn boek ‘Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt’. Maar goed, daar wil ik het nu niet over hebben. Tijdens dit bezinningsmoment wil ik iets verder komen in het begrijpen van de liefde. Wellicht is dat een contradictio in terminis, aangezien liefde weinig of niets met de ratio van doen heeft (denk ik). Het eerste dat me te binnen schiet, is een songtekst van Herman van Veen.
Uit deze tekst maak ik op dat de liefde tussen twee mensen alles met een onbewuste verdraagzaamheid te maken heeft, met een hartstochtelijke bereidheid om altijd weer opnieuw te willen beginnen. De liefde kent sowieso verschillende verschijningsvormen. Ze kan zich zowel uiten in wilde hartstocht, als in onderlinge strijd. Zonder wrijving immers geen glans. Door de liefde leer je de ander door en door kennen en kun je ondanks de verschillen het wezen van de ander intact laten. Houden van gebeurt met hart en ziel, terwijl de strijd die soms gestreden wordt, er één is die geuit wordt in woorden, welke per definitie altijd tekort schieten.
De tweede songtekst die me raakt, is er een van Claudia de Brij.
Wat me raakt, is dat de liefde in een reeks retorische vragen omtrent een toevluchtsoord verwoord is. Volledig jezelf kunnen zijn, juist in die situaties waarin je je niet opgewassen voelt tegen de complexiteit van het leven. En die behoefte om in bepaalde situaties te mogen schuilen, houdt tevens een wederkerigheid in: als ik bij jou mag schuilen, dan mag jij dat uiteraard ook altijd bij mij. Ik hou een kamer voor je vrij. Het is opvallend dat de grootse liefde die in dit lied bezongen wordt, toch ook de liefde tussen twee mensen omvat. Dat suggereert bijna dat de onvoorwaardelijke grootse liefde, platonisch van aard is (?).
Lisa Appignanesi beschrijft in haar boek ‘Alles over Liefde’ (uit 2011) haar visie op de verliefde liefde. Liefde is volgens haar onvoorspelbaar, allesomvattend, machtig, onbeheersbaar en gekmakend. Het is een emotie die ons de hoogste vormen van vreugde verschaft terwijl haarkeerzijde - haat, jaloezie en verlies - ons de haren uit het hoofd kan doen trekken van verdriet en ons in de diepste dalen doet belanden. Hoe kan het dat verliefdheid zulke dramatische persoonsveranderingen met zich meebrengt en dat veruit het grootste deel van de getroffenen niet de minste aandrang voelt om zich daartegen te verzetten? Haar hypothetische antwoord luidt als volgt:
[…] het zou wel eens kunnen zijn dat alle liefde een deel van haar kracht ontleent aan het feit dat ze een terugkeer is: een terugkeer (ofwel regressie) naar een primair gevoel van één-zijn, waarin aanbidder en geliefde versmelten […] en er geen grens meer aan te geven is tussen binnen- en buitenkant. We worden herkend en gekend door de ander, en vice versa. Alles wordt gedeeld. In de liefhebbende blik van de ander hebben we ook onszelf lief: ons beste zelf komt tot leven, vervuld van nieuw potentieel. Existentiële fracturen worden genezen. De eeuwige eenzaamheid, de leegte waar wij mensen bevattelijk voor zijn, wordt even naar de achtergrond geschoven. […] Als en wanneer de breuk komt, door dood of verlating, kan het verdriet even verzengend en even transcendent zijn als de initiële verrukking.
Is de liefde inderdaad een vorm van narcisme, waarin men herinnerd wordt aan het eenheidsgevoel uit de vroegste kindertijd? En is de eenheidservaring van geliefden, het gevoel dat hun lichaam en geest onverbrekelijk één zijn, dan slechts een illusoire ervaring?
In ‘mijn levensvisie’ beschrijf ik de herkenning van geliefden aan de hand van het universele bewustzijn en persoonlijke ‘vibes’. Door onze specifieke constellatie moduleren wij het universele bewustzijn tot ‘vibes’ die onze verschijning (qua doen en laten) uniek maakt. De genegenheid tussen mensen wordt mijns inziens bepaald door deze ‘vibes’. Het kan gaan om herkenning (mensen hebben overeenkomstige ‘vibes’) of om bewondering (adoratie van een ‘vibe’ die bij jezelf ontbreekt). Het gevaar bestaat echter dat de aanvankelijk positieve erkenning van een ‘vibe’ bij een ander, verwordt tot respectievelijk irritatie of dominantie en allergie of zelfs destructie. In een relatie kan irritatie ontstaan als één of meerdere 'vibes' te veel op elkaar lijken of gaan lijken. En er kan dominantie ontstaan, als de één beter in een overeenkomstige 'vibe' wil zijn (of is) dan de ander of als een bepaalde ‘vibe’ de ander helemaal overschaduwt. Allergie ontstaat als de ‘vibe’ die men aanvankelijk bij de ander benijdde, na verloop van tijd afkeer oproept. De allergie kan in het uiterste geval zelfs overgaan in destructie; men beschadigt de aanvankelijk geadoreerde 'vibe' bij de ander, vanwege afgunst. Dergelijke ontwikkelingen leiden niet zelden tot een ruzie tussen vrienden of familieleden en een scheiding tussen geliefden. De ‘vibes’ bij de ander dienen we te respecteren, want met dat respect tonen wij eerbied voor het universele bewustzijn, de bron waaruit ons aller leven voortkomt. Vanuit deze theorie is een symbiotische relatie op te vatten als een verstrengeling van ‘vibes’ waardoor de authenticiteit van elk afzonderlijk individu verloren gaat. En dat kan volgens mij nooit de bedoeling zijn van de liefde.
Rainer Maria Rilke ontwikkelde tijdens zijn hartstochtelijke affaire met de oudere Lou Andreas-Salomé een narcistische adoratie van deze liefde. Dit blijkt uit het volgende gedicht dat hij voor haar geschreven heeft, waarin hij uitsluitend over zichzelf praat.
Doof mijn ogen uit: ik ze je staan,
schroei mijn oren dicht: ik hoor je spreken.
Zelfs zonder voeten kan ik tot je gaan,
zelfs zonder mond nog zal ik om je smeken.
Ja, breek mijn armen af en ik omvat
je met mijn hart als met een hand,
bind mijn hart af en mijn hoofd zal bonzen;
en zet je ooit mijn hersenen in brand,
nog zal mijn hele lichaam van jou gonzen.
Deze drie jaar durende romance, die door Salomé werd beëindigd, is Rilke eigenlijk nooit te boven gekomen. Misschien is dat wel de reden waarom hij ten aanzien van de liefde na deze relatie een visie ontwikkelt die uitsluitend gebaseerd is op innerlijkheid: de bezitloze liefde. De ware liefde is dan volgens hem de nadrukkelijk niet-verliefde, niet-erotische en niet-seksuele liefde, een liefde die immuun is voor al het verlangen. Rilke is in feite bang geworden om de vrijheid van de ander aan te tasten. Het gunnen en bewaken van elkaars eenzaamheid, houdt de liefde in stand. Rilke verwoordt dit als volgt:
Naar mijn gevoel moet je in het huwelijk voorkomen een gemakkelijk soort gemeenzaamheid te kweken door alle muren omver te duwen en neer te halen. Van een goed huwelijk is eigenlijk pas sprake als de een de ander tot wachter van diens eenzaamheid maakt en daarmee het grootste vertrouwen bewijst dat je iemand bewijzen kunt. Een met-elkaar van twee mensen is een onmogelijkheid en, waar het er toch lijkt te zijn, een beperking, een geestelijke overeenkomst die een van hen beiden of allebei berooft van de volste vrijheid en ontwikkeling.
Esther Perel, een Belgische psychoanalytica, verheerlijkt een liefde waarbij elke partner de ander een privédomein gunt. Er moet haars inziens ruimte blijven voor ieders eigen vreemdheid. In haar boek ‘Erotische Intelligentie’ (uit 2019) verwoordt zij dit als volgt:
De basis van de liefde rust op twee pijlers: overgave en zelfstandigheid. Onze behoefte aan samenzijn gaat samen met die van afzonderlijkheid. Het een kan niet zonder het ander. Als er te veel afstand is, kan er geen band ontstaan. Maar door een te grote samensmelting wordt de afzonderlijkheid van twee verschillende individuen weggezogen. Dan is er geen transcendentie meer mogelijk, geen brug meer om overheen te gaan, niemand aan de andere kant, geen andere innerlijke wereld waar je binnen kunt gaan. […] dit is de wezenlijke paradox van intimiteit en seks.
Ter afsluiting een mijmering over ‘houden van’ uit de roman ‘Walging’ van Jean-Paul Sartre (deels in mijn eigen woorden). Behoort het hartstochtelijk van iemand houden tot mijn verleden? Leef ik te midden van mijn hartstochten die inmiddels dood zijn? Het is een hele stap om weer van iemand te gaan houden. De energie, de nieuwsgierigheid, de verblinding die daarvoor nodig is … Op een gegeven moment, helemaal in het begin, moet je zelfs over een afgrond springen: als je erover nadenkt, doe je zoiets niet. Houden van gebeurt dan ook met hart en ziel. Laat de lente maar komen (haha).
Comentários