Maakbaarheidsparadox
- Marc Cornelisse
- 29 aug
- 5 minuten om te lezen
In dit betoog onderzoek ik hoe het moderne mensbeeld is vastgelopen in een fundamentele paradox. Ik begin bij de mens als geworpene, ingebed in omstandigheden die hij niet kiest. Daartegenover staat de illusie van maakbaarheid, versterkt door techniek en meritocratie, die de mens een last oplegt die hij niet kan dragen. Vervolgens laat ik zien hoe het vergeten van de geworpenheid leidt tot vervreemding en ziekte, en waarom een nieuw mensbeeld noodzakelijk is. Dit nieuwe perspectief maakt duidelijk dat goed en kwaad geen absolute categorieën zijn maar resonanties of breuken in een dragend veld. Vanuit dat inzicht verschuift de mens van geïsoleerd individu naar veldwezen, wat nieuwe wegen opent voor verantwoordelijkheid, ethiek en maatschappelijke instituties. Het betoog eindigt bij de contouren van een consistent mensbeeld waarin vrijheid niet verschijnt als beheersing, maar als afstemming op wat zich aandient.
Ā
De mens als geworpene
De mens wordt geboren zonder te kiezen. Niemand bepaalt zijn tijd, plaats, lichaam of familie. Ook ziekte, ongeluk en dood onttrekken zich aan de menselijke wil. In die zin verschijnt de mens als geworpene, zoals de existentiƫle filosofie het heeft geformuleerd. Het bestaan is niet gekozen, maar gegeven, een feit dat zich aandient zonder rechtvaardiging. Toch construeert de moderne mens een beeld van zichzelf als autonoom individu dat zijn lot beheerst, dat via controle en planning de eigen toekomst kan ontwerpen. Hier verschijnt een paradox die ons tijdperk tekent: terwijl de grondslag van het bestaan onmiskenbaar buiten onze invloed ligt, verheffen wij juist de maakbaarheid tot hoogste waarde.
Ā
De illusie van controle
Het idee van de maakbare mens wortelt in de verlichting en de technologische vooruitgang. Kennis en techniek hebben veel mogelijk gemaakt, van medische ingrepen tot geavanceerde infrastructuren. Deze successen hebben het beeld versterkt dat de mens heer en meester is en niet langer afhankelijk van toeval of bestemming. Toch ontsluit ook techniek zich slechts wanneer ontvankelijkheid daar rijp voor is. Wat verschijnt als uitvinding, is geen puur product van menselijke wil, maar een modulatie van wat het veld op dat moment mogelijk maakt. De vooruitgang laat zich zien als verschijning van mogelijkheden die er altijd al waren, maar die pas zichtbaar worden wanneer de mens en de cultuur er klaar voor zijn.
Maar deze overtuiging verhult dat elk succes plaatsvindt binnen grenzen die niet verdwijnen: het lichaam blijft sterfelijk, de natuur blijft onvoorspelbaar, de geschiedenis blijft contingent.
Ā
De illusie van controle wordt vandaag zichtbaar in de meritocratie. De samenleving beloont zogenaamd louter verdienste, maar verzwijgt de onvergelijkbare uitgangsposities van mensen. Het talent waarmee iemand geboren wordt, de culturele bagage, de gezondheid, het netwerk, geen van deze factoren is gekozen. Toch dwingt de logica van de meritocratie ons te geloven dat succes volledig persoonlijk eigendom is en dat falen āeigen schuldā moet heten. Deze inconsistentie maakt het systeem ziekmakend. Zij produceert niet alleen competitie en uitsluiting, maar ook een diepgaande vervreemding: wie zichzelf volledig als maker ziet, moet falen ervaren als existentiĆ«le mislukking.
Ā
Geworpenheid als vergeten grond
De moderne mens lijkt de geworpenheid vergeten te zijn. Hij leeft alsof alles uit eigen initiatief voortkomt en alsof de wereld maakbaar moet worden volgens plan. Dit vergeten heeft verstrekkende gevolgen. Het voedt prestatiedwang, burn-out, depressie en eenzaamheid. Het versterkt de illusie van het ego als geĆÆsoleerd centrum. En het ondermijnt solidariteit, omdat afhankelijkheid wordt geduid als zwakte in plaats van als gedeelde conditie.
Ā
Daarom is een nieuw mensbeeld noodzakelijk, een beeld dat de gegevenheid van ons bestaan niet langer ontkent maar tot uitgangspunt neemt. In mijn boek Filosofie ad ultimumĀ heb ik dat uitgewerkt in termen van een universele bewustzijnsleer. De mens verschijnt daarin niet als autonoom schepper, maar als tijdelijke modulatie van een veld dat groter is dan hijzelf. Bewustzijn is geen bezit, maar afstemming. Het brein functioneert als diafragma dat slechts een fractie van het veld doorlaat. Elk individu is zo een toon waarin het geheel zichzelf laat horen.
Ā
Voorbij goed en kwaad
Dit perspectief verandert ook de ethiek. Zolang men vasthoudt aan de illusie van maakbaarheid, blijft men geneigd te oordelen in termen van schuld en boete. Het kwaad verschijnt dan als morele mislukking die volledig aan de actor toebehoort. Wanneer de mens echter wordt verstaan als geworpene in een veld, wordt zichtbaar dat goed en kwaad geen absolute categorieƫn zijn maar gradaties van resonantie. Het kwaad toont zich als breuk in het veld, geen toon die eenvoudig te duiden valt, maar een plaats waar de verbinding stokt. Juist dit maakt het ondraaglijk en daarom vraagt het om aanwezigheid in stilte, in plaats van een onmiddellijk oordeel. Het nieuwe mensbeeld impliceert dat wij leren het ondraaglijke uit te houden als een paradox die niet opgelost hoeft te worden, niet om het te vergoelijken maar om te voorkomen dat wij erin verstarren.
Ā
Van individu naar veldwezen
De volgorde is wezenlijk. Eerst verschijnt de mens als geworpene, ingebed in omstandigheden die hij niet kiest. Pas daarna ontstaat het beeld van maakbaarheid, alsof hij zelf de oorsprong van zijn bestaan zou zijn. Terugkeren naar de geworpenheid betekent niet dat de mens slechts een speelbal van de golven is. Het vraagt om een ander verstaan van handelen en verantwoordelijkheid. Niet de illusie van controle, maar de mogelijkheid van afstemming staat centraal. Verantwoordelijkheid verschijnt als responsiviteit, het vermogen om in het nu te resoneren met wat zich aandient. De mens is geen geĆÆsoleerd project dat zichzelf vormt, maar een veldwezen dat tijdelijk de klanken van het geheel doorgeeft.
Ā
Maatschappelijke consequenties
Een dergelijk mensbeeld verandert de manier waarop wij instituties ontwerpen. Onderwijs kan niet primair functioneren als selectie op basis van prestatie, maar moet ruimte scheppen voor ontvankelijkheid en resonantie. Arbeid kan niet beperkt blijven tot productiviteit, maar vraagt erkenning van betekenis en verbondenheid. Gezondheidszorg kan niet gereduceerd worden tot reparatie van het lichaam, maar moet de mens verstaan als knooppunt van veldkrachten waarin genezing meer is dan symptoombestrijding. Politiek kan niet langer macht opvatten als beheersing, maar als verantwoordelijkheid voor het draagvlak van resonantie in de samenleving.
Ā
Naar een consistent mensbeeld
Het moderne beeld van de maakbare mens blijkt fundamenteel inconsistent. Het negeert de geworpenheid die aan elke ervaring voorafgaat en het legt een last op de mens die hij onmogelijk kan dragen. Een consistent mensbeeld begint daarom met erkenning van die gegevenheid. Pas wie de contingentie en afhankelijkheid onder ogen ziet, kan zich werkelijk oriƫnteren. De mens is geworpene, hij is een ontvankelijk wezen, een resonant knooppunt, een stem in een veld dat groter is dan hijzelf. Dat is geen verschraling, maar bevrijding. Het haalt de last van absolute controle van zijn schouders en opent ruimte voor een andere vorm van vrijheid, een vrijheid die zich toont in afstemming en in het dragen van wat verschijnt. In die vrijheid verschijnt menselijkheid opnieuw, niet als maakbaar project maar als resonantie die verbindt.
Ā
Opmerkingen