Sluimerend weten
- Marc Cornelisse
- 20 jul
- 5 minuten om te lezen
Tijdens een gesprek met mijn dochter over mijn filosofie van het universele bewustzijn stelde zij mij een vraag die mij diep raakte. Niet omdat ik geen antwoord had, maar omdat haar vraag mij terugwierp op de kwetsbaarheid van mijn denken hierover. Waarom, vroeg zij, is de mens niet zo geƫquipeerd dat hij weet van het bestaan van het universele veld (U-veld) en het persoonlijke veld (P-veld)? Zou dergelijk weten de mens niet beter doen gedijen in de werkelijkheid waarin hij leeft?
Ā
Haar vraag was zowel eenvoudig als onthutsend. Zij benoemde een breukvlak tussen intuĆÆtieve aanvoeling en feitelijke beleving, tussen wat het bewustzijn potentieel is en wat het nu vermag. Als het waar is dat de mens een transformatie belichaamt van het universele veld, dan lijkt het logisch te veronderstellen dat hij daar ook weet van zou moeten hebben. Waarom dan die sluier, dat vergeten, die structurele ontkoppeling (zo lijkt)? Om deze vraag recht te doen, is het nodig onderscheid te maken tussen weten als cognitief bezit en weten als veldmatige resonantie. Het eerste type weten is kenmerkend voor het moderne verlichtingsdenken, waarin kennis wordt opgevat als iets dat men kan verwerven, ordenen en toepassen. Het tweede type weten valt samen met de toestand van het bewustzijn. Men kan het niet hebbenĀ zonder het tegelijk ook te zijn. Het betreft een belichaamd weten, een in-stemmen met datgene waarin men altijd al geworteld is, maar waarvan het besef zich slechts geleidelijk ontvouwt.
Ā
In dat licht bezien is de afwezigheid van een onmiddellijk weten van het U-veld geen vergissing, maar een noodzakelijke voorwaarde. Het P-veld is niet een toevallige reductie, maar een evolutionair gegenereerde modulatie die ervaring mogelijk maakt. Wat wij ervaren als identiteit, als zelfbesef, als innerlijke eenheid, is afhankelijk van de afscherming ten opzichte van de totaliteit. De mens kan het alomvattende niet dragen zonder zelf te desintegreren. De contouren van het P-veld beschermen tegen overbelasting, tegen het opheffen van onderscheid, tegen een te vroege confrontatie met het grenzeloze. De mens draagt nog geen blijvend weten van het U-veld, omdat zijn draagvlak zich nog ontwikkelt en het volle veldbewustzijn zonder rijping tot desintegratie zou leiden. Deze afscherming moet echter niet worden opgevat als statisch of definitief. De geschiedenis van het bewustzijn laat zich ook lezen als een geleidelijke ontsluiting van wat eerst onbewust, onzegbaar of ondraaglijk was. In die zin is het weten van het U-veld niet afwezig, maar sluimerend aanwezig. Naarmate de gevoeligheid verfijnt en de capaciteit tot resonantie toeneemt, wordt het mogelijk om steeds subtielere configuraties van het veld op te merken, te verwoorden en zelfs te belichamen. De ontwikkeling van het P-veld is niet slechts conditionering, maar ook een opening waarin het universele zich in gradaties laat afstemmen op het persoonlijke via een evoluerende ontvankelijkheid. Wat vandaag nog ongekend is, kan morgen vanzelfsprekend lijken, als het bewustzijn zich ervoor opent.
Ā
Toch blijft de vraag van mijn dochter knagen. Want als mijn schrijven een poging is om het vergeten te doorbreken en als ik werkelijk geloof dat resonantie mogelijk is tussen de menselijke ervaringsstructuur en de diepere grondslagen van het bestaan, dan raakt haar vraag een ongemakkelijke kern. Niet alleen omdat mijn spreken geen garantie biedt dat het ook werkelijk iets opent, maar vooral omdat het appelleert aan een bredere vraag. Als deze benadering enig realiteitsgehalte bezit, waarom wordt zij dan niet als vanzelfsprekend herkend? Waarom is dit geen gedeeld vertrekpunt, geen gemeenschappelijk besef? Het ongemak ligt niet in twijfel aan de inhoud, maar in de spanning tussen twee vormen van weten die nauwelijks verenigbaar zijn. Mijn schrijven vertrekt vanuit een gnostisch verstaan, waarin dat wat zich aandient niet verschijnt als overdraagbare kennis, maar als veldmatige resonantie, als een intensiteit die zich alleen in ontvankelijkheid kan voltrekken. Tegelijkertijd vindt dat spreken plaats binnen een cultuur die gevormd is door het verlichtingsdenken, waarin kennis als universeel toegankelijk, verifieerbaar en rationeel overdraagbaar wordt beschouwd. Die spanning tussen belichaamd weten en overdraagbare kennis maakt elk spreken over het U-veld kwetsbaar. Hoe verwoord ik iets dat zich niet laat instrueren, maar zich toont in het samenspel van velden? Hoe geef ik uitdrukking aan een weten dat niet kan worden doorgegeven zonder zijn karakter te verliezen? Mijn spreken kan ongewild zelfs het tegenovergestelde bewerkstelligen door verwarring, ontkenning of weerstand op te roepen, omdat het resoneert voorbij de grenzen van het conceptuele.
Ā
Met de uitdrukking gnostisch verstaanĀ doel ik niet op een klassieke religieuze stroming, maar op een vorm van weten die niet verschijnt als overdraagbare kennis in klassieke zin, maar als veldmatige resonantie. Daarmee bedoel ik een wijze van inzicht die zich niet laat verwerven door studie of overname, maar zich pas toont via de specifieke structuur van het veld waarin het bewustzijn is ingebed. Toch is de vergelijking met gnostisch spreken niet willekeurig. Ook in de historische gnostiek vormt het vergeten van de oorsprong een kerngegeven. De mens leeft in onwetendheid van zijn herkomst en wordt aangesproken op een herinnering van wat hij in wezen altijd al is. Die gedachte resoneert met mijn visie, maar vraagt tegelijk om een kritische distantie. Waar de klassieke gnostiek vaak uitmondt in een hiĆ«rarchisch onderscheid tussen ingewijden en zij die in duisternis blijven, verzet mijn denken zich tegen zoān esoterische opdeling. De mens is geen bezitter van kennis, maar een knooppunt van veldgevoeligheid. Het gaat niet om het verwerven van meer weten, maar om het toestaan van diepere afstemming. Daarin ligt opnieuw een paradox besloten. Want als het veld zich pas opent wanneer het innerlijke draagvlak rijp is, dan kan geen enkel spreken dat proces afdwingen. Elk woord over het U-veld is een veldhandeling, geen boodschap maar een vibratie, geen inhoud maar een intensiteit. Wat zich in dat veld aandient, laat zich niet aanleren als een formule of regel. Het vraagt een bereidheid tot transformatie, een loslaten van vanzelfsprekendheden, een vertrouwen in een weten dat niet bezittelijk is maar zich slechts als beweging laat ervaren.
Ā
De vraag van mijn dochter heeft mij dus niet tot zwijgen gebracht, maar tot precisering. Zij heeft mij gewezen op de grens waarop mijn spreken balanceert, tussen verheldering en overvraging, tussen uitnodiging en interferentie. Haar vraag is een vorm van kritische nabijheid. Zij vraagt mij of ik kan blijven dragen wat ik beschrijf, juist in het contact met wie het niet herkent. Of ik kan spreken zonder te willen overtuigen, zonder te willen sturen, zonder de ander te belasten met een resonantie waarvoor nog geen bedding is. Mijn antwoord luidt bevestigend, maar niet zonder aarzeling. Ja, ik blijf spreken. Ja, ik blijf schrijven. Maar niet vanuit de behoefte om kennis te verspreiden en evenmin vanuit de overtuiging dat ik iets nieuws te brengen heb. Mijn woorden ontstaan in een veld waar ervaringen zich ordenen, waar zich contouren aftekenen van iets dat niet van mij is en toch door mij heen beweegt. Dat is voor nu voldoende. Wat mijn dochter met haar vraag heeft blootgelegd, is de spanning tussen weten en uitdrukking. Wie een ervaring heeft die zich moeilijk laat verwoorden, weet dat elke poging tot taal ook een vorm van reductie is. Toch moet men het blijven proberen, omdat juist in die poging iets van de oorspronkelijke intensiteit doorklinkt. Filosofie, zo bezien, is geen gesloten systeem maar een vorm van afstemming. Geen leer, maar zoeken. Geen antwoord, maar opening.



Lieve Marc, de reactie van je dochter op je boek over het universele bewustzijn, deed mij mijn contacten herinneren met nu overleden dierbare vriendin. Zij was schrijfster, dichter, schilder en zeer intuitief. Ik aarzel om helderziend te zeggen, maar zeker heldervoelend. Ook voor haar was uitleggen wat ze doorleefde (ik kan het niet anders uitdrukken) vaak moeilijk. Ik denk dat zij het U-veld ook zou bevestigen. Ze was alles behalve zweverig. Zij was een goede vriendin van Paul Kluwer, de uitgever van Ank Hermes. Dit blog resoneerde in mij gesprekken met haar. Liefs, Christel