top of page

Wie werpe de eerste steen?

Bijgewerkt op: 9 mrt. 2022

Volgens kerkvader Augustinus (354-430) heeft het kwade geen essentie. Hij definieerde het kwade namelijk als de afwezigheid van het goede. Een bijzondere zienswijze, maar mijns inziens een vergeefse poging om deze dualiteit op te heffen. Op het terrein van de esthetica wordt het adagium ‘over schoonheid / smaak valt niet te twisten’ breed gedragen. Wat nou als we een vergelijkbaar principe op onze moraal van toepassing laten zijn? Zoiets als ‘over moraal valt niet te twisten’. Wat is daar voor nodig? Om een dergelijke houding te bereiken, moeten we bereid zijn om ons oordeelsvermogen onder de loep te nemen.


Na een lange afwezigheid is in 2015 weer een wolf in Nederland waargenomen. Wolven zijn roofdieren en jagen op alles dat wegrent. Zo kan het voorkomen dat hij in een weiland meer schapen doodt, dan nodig is om zijn honger te stillen. Zeer vervelend voor de boer, maar het heeft natuurlijk geen enkele zin om over de actie van de wolf te oordelen. En dat geldt uiteraard voor het gedrag van alle dieren. ‘De natuur is wreed’, is een oordeel vanuit menselijk perspectief, terwijl we allemaal weten dat in het dierenrijk morele oordelen niet van toepassing zijn. Goed of fout hebben daar geen enkele betekenis. Alles gebeurt gewoon.


Het menselijk vermogen tot zelfreflectie heeft er toe geleid dat wij zijn gaan oordelen. En bij dat oordelen spelen instincten, emoties, sociale invloeden en onze ratio een grote rol. Welke daarvan de dominante drijfveer is, is nog steeds een actueel onderwerp binnen het huidige wetenschappelijk discours over het oordeelsvermogen. Volgens de sociaal-psycholoog Jonathan Raidt (geboren in 1963) worden onze morele oordelen gevormd door intuïtieve onderbuikgevoelens en wordt de ratio slechts gebruikt voor de verantwoording post hoc. Hij illustreert dat aan de hand van het volgende gedachtenexperiment.


Mark en Julia, broer en zus, gaan samen op vakantie naar Frankrijk. Ze hebben beiden vakantie van de universiteit. Op een nacht slapen ze samen in een tentje op het strand. Ze besluiten dat het leuk zou zijn als ze met elkaar naar bed gingen. Julia neemt de pil, maar voor alle zekerheid gebruikt Mark ook een condoom. Ze genieten er allebei van, maar besluiten het toch bij die ene keer te laten. Die ene nacht is hun geheim, ze vertellen het aan niemand, en door die nacht voelen ze zich nog sterker met elkaar verbonden.


Bij het horen van dit verhaal reageerden de meesten met een bepaalde mate van afschuw. Zij vonden het obsceen en keurden het gedrag van broer en zus af, terwijl ze hun standpunt in feite niet goed konden onderbouwen. Er was immers sprake van consensus. Zij deden er niemand kwaad mee en ze voorkwamen de kans op inteelt. Bovendien was hun band nog hechter geworden, dan deze al was. Ons oordeel in dezen - aldus Haidt - wordt met name bepaald door onze onderbuikgevoelens en de vigerende sociale ‘common sense’.


In welke situaties zijn oordelen eigenlijk betekenisvol? Zodra we ons buitenshuis begeven - hetzij in de publieke ruimte, hetzij in het private domein van ons werk - hebben we het noodzakelijk gevonden om omgangsregels met elkaar af te spreken. Deze zijn vastgelegd in allerlei soorten wetten. Zo weet iedereen waaraan hij zich moet houden en waarop hij al dan niet recht heeft. Bij een vermeende overtreding van een regel door een institutie of individu, is het aan justitie om te oordelen of er inderdaad een overtreding heeft plaatsgevonden en zo ja, om vast te stellen welke straf daarvoor passend is.


Maar mij gaat het in dit blog om oordelen die we impliciet of expliciet vellen ten aanzien van het doen & laten van onze medemens. En dan gaat het over het gedrag van familieleden, vrienden, collega’s, functionarissen, winkelpersoneel, hulpverleners of zelfs dat van wildvreemden. De criteria waaraan de ander moet voldoen, zijn niet zelden een projectie van ons eigen normatieve kader. Wij hebben verwachtingen ten aanzien van het gedrag van de ander. Zodra de ander daar niet aan voldoet, dan vinden we het gedrag van hem/haar al snel laakbaar. Waarom zijn we zo intolerant ten aanzien van gedrag dat niet aan onze verwachtingen voldoet, gedrag dat afwijkt van onze norm?


Door schade en schande en met vallen en opstaan, hebben we onze persoonlijkheid en onze denkbeelden in de loop der jaren vormgegeven. Zoveel individuen als er zijn, zoveel paden tot wasdom kun je beschrijven. Maar ten diepste kennen we alleen ons eigen pad. Vanuit onze integriteit vinden we ons eigen gedrag consistent, vooral doordat we ons ego te allen tijde als een continuïteit ervaren. Van de ander zijn we slechts zeer partieel getuige van diens ego en dan ook nog eens in het perspectief van ons eigen ‘zijn’. We zijn blijkbaar niet in staat om op basis van de fragmentarische beleving van een ander, die ander als consistent te ervaren. Dit onvermogen is mijns inziens de voedingsbodem van ons oordeelsvermogen. De vraag is of we hier ook anders mee kunnen omgaan.


Door te beseffen dat alles via het universele bewustzijn met elkaar in verbinding staat, kan ons gevoel van afgescheidenheid misschien omslaan in een gevoel van verbondenheid: geen veelheid, maar eenheid. Inclusiever kun je het niet krijgen. Het zou ook een poging waard zijn om elkaar meer vanuit een advocatenperspectief te benaderen, dan vanuit dat van een rechter. Dus proberen om niet te oordelen, maar juist opzoek te gaan naar 'verzachtende omstandigheden' (tevens de titel van een boek van José Masschelin, waarvan ik de cover heb gebruikt als plaatje bij dit blog). Dit alles uiteraard met groot respect voor de integriteit van de ander. Alles wat zich op aarde afspeelt (qua menselijk handelen), is immers des mensen. Individuele pretenties een beter mens te zijn, getuigen van een ongepaste megalomanie. Als het niet om het naleven van regels en wetten gaat, is het onderscheiden van goed en kwaad mijns inziens zelf de bron van al het kwaad. Ons oordeel over de ander, is een miskenning van die ander als mens.


Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.

Johannes 8:7


Niet oordelen, is de ander toestaan mens te zijn.

Nelson Mandela


Nog iets meer verduidelijking

Een kwestie waarover men wil oordelen, heeft vaak heel veel kanten. Het zou oneerlijk zijn om alleen de finale daad te beoordelen. Gedrag dat binnen de ene context abject is, kan binnen een andere context gedoogd worden. Moraal is nou eenmaal niet dichotoom. Het oordelen over de ander bevat sporen van superioriteit. Mijns inziens moeten we milder zijn naar elkaar. Wat zou jij immers gedaan hebben in de situatie waarover je een oordeel uitspreekt naar de ander? Ons intermenselijk gedrag is altijd een resultante van complexe paden. Gegeven die complexe historie, acteren wij op puur menselijke wijze. Gegeven die complexe historie konden wij alleen tot dat specifieke gedrag komen.


Mijn blog is bedoeld om het oordelen in heroverweging te nemen. Uiteraard ben ik niet volhardend in een stelling als ‘oordelen is fout’, dat zou immers op zichzelf al een oordeel zijn. Nelson Mandela heb ik hoog zitten en als hij een uitspraak doet, zoals ‘Niet oordelen, is de ander toestaan mens te zijn’, dan denk ik daar graag wat langer over na.


Het gaat overigens niet alleen over het vellen van een oordeel ten aanzien van het gedrag van een ander, het geldt ook over het oordelen over je eigen gedrag. De uitspraak van Mandela wordt dan: Niet oordelen, is jezelf toestaan mens te zijn.

49 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page